en schat" ten huize van juffrouw
Daetselaer [19] in Gorinchem.
Die kostbare schat was Huig de Groot.
Over Waalwijk, waar veel remonstranten waren, vluchtte hij naar
Antwerpen. Na een kort oponthoud bij Nicol. Grevinchovius [20] ging hij
naar Parijs, waar de groote man met goedheid werd ontvangen. [21]
Het gewichtigste feit uit zijn elfjarig verblijf in Frankrijk is wel,
dat hij toen zijn beroemd "de Jure Belli et Pacis" schreef.
In 1631 trachtte Grotius terug te keeren in het vaderland, vertrouwend
op de welwillendheid van Frederik Hendrik, die middelerwijl Maurits was
opgevolgd.
Het viel evenwel anders uit, dan hij verhoopt had. Voor de tweede maal
moest Grotius aan zijn dierbaar vaderland vaarwel zeggen.
Ditmaal ging de reis niet naar Frankrijk; de toegezegde 3000 ponden
waren hem slecht uitbetaald [22], de eigen middelen waren niet groot,
betrekkingen waren hem niet gegund, zoodat het bestaan aldaar niet
rooskleurig was geweest.
Grotius ging naar Hamburg. De groote Wallenstein, Polen en Denemarken,
zelfs de Spaansche koning, door bemiddeling van Eryc. Puteanus, [23]
noodigden hem uit in hun dienst te treden. Op aanzoek van den Zweedschen
rijkskanselier Oxenstjerna ging hij naar Frankfort a/M. en woonde hier
ongeveer vier maanden den Zweedsch-Duitschen bondsdag bij, tot dat hij
de gewichtige betrekking kreeg van gezant der Zweedsche kroon by het
Fransche hof. [24]
Voor de tweede maal ging Grotius, doch nu niet als balling, naar
Parijs. Hij verbleef er bijna elf jaar. In 1645 als een zekere
Duncan [25] hem als helper, inderdaad echter als bespieder werd
toegevoegd, vroeg hij zijn ontslag. Koningin Christina verleende het hem
onder eervolle erkenning zijner verdiensten.
Over Amsterdam, waar hem een glorievolle ontvangst was bereid [26] ging
hij naar Hamburg, Wismar, Colmar en verder naar Stockholm, om zijn zaken
te regelen met koningin Christina.
Grotius bleef niet langer in Zweden dan noodig was, hij wilde naar
Holland terug; hij zou evenwel den vaderlandschen bodem niet meer
terugzien. Op de terugreis leed hij schipbreuk en kwam 26 Aug. 1645
doodziek te Rostock aan. Enkele dagen later stierf Hugo de Groot.
Hij werd begraven in de hoofdkerk van Rostock. De predikanten hadden er
zich tegen verzet, wijl Grotius niet gestorven was in het ware geloof;
de studenten hadden hen echter gedwongen.
Zijn lichaam werd later overgebracht naar Delft, waar zijn familie in
het jaar 1781 voor hem een praalgra
|