eheele
gezin in hechtenis genomen, werden korte metten met hen gemaakt, en
hunne bezittingen verbeurd verklaard. En daar deze strafdoening
onder goedkeuring van onzen keizer geschiedde, die even rechtvaardig
was als wijs,--mogen zijne altaren altijd met bloemen versierd zijn!
--behoeven wij ons niet te schamen over de sommen, die ons uit die
bron toevloeiden, iets, waarvoor ik u nooit dankbaar genoeg zijn kan,
gewis niet zoolang ik in het vrije bezit blijf van het aandeel, dat
mij werd toegewezen.
Voorts herinner ik u de wijze maatregelen, die gij genomen hebt om
ons doel te bereiken: het stilzwijgen, en een zekeren maar
natuurlijken dood van de betrokken personen.
Gij zult u herinneren welke straf gij de moeder en de zuster van
den booswicht hebt opgelegd, en indien ik nu vriendelijk verzoek
van u te mogen vernemen, of zij nog leven, dan wel of zij gestorven
zijn, ben ik te zeer van uwe welwilligheid overtuigd, mijn Gratus,
om aan de toezending van een antwoord uwerzijds te twijfelen.
Als meer onmiddellijk in verband staande met de zaak, die mij
bezighoudt, neem ik intusschen de vrijheid u te herinneren, dat de
misdadiger zelf levenslang tot de galeien werd veroordeeld; zoo
luidde het bevel. Met eigen oogen las ik het ontvangbewijs van zijn
lichaam, geteekend door den bevelhebber van de galei, die hem
opnam.
Schenk mij nu uw onverdeelde aandacht, voortreffelijke Gratus!
Den gewonnen levensduur van een tot de galeien veroordeelde in
aanmerking genomen, moest de rechtvaardig gestrafte op zijn minst
reeds vijf jaren dood zijn, of beter gezegd, moest een van de
drieduizend Oceaniden hem tot echtgenoot genomen hebben. En als gij
een oogenblik zwakheid door de vingers wilt zien, o deugdzaamste
der menschen, daar ik hem in zijne jeugd beminde en daar hij schoon
van aangezicht was (ik had de gewoonte hem mijn Ganymedes te
noemen), had hij eigenlijk de allerschoonste dochter van die
uitgebreide familie in de armen moeten vallen.
In de meening verkeerende dat hij dood was, heb ik volle acht jaren
ongestoord genoten van het fortuin, dat ik hem in zeker opzicht te
danken heb. Ik erken dat, zonder daarmee evenwel mijne verplichting
jegens u te willen verkleinen.
Maar hoor nu verder. Toen ik gisteravond een feest leidde van
eenige
|