et
onderwerpen. Ik zal hem niet toestaan mij te vergeven ... Philippow
... Bakkerij.--Men zegt, dat zij het brooddeeg naar Petersburg
zenden--het Moskouer water moet zoo voortreffelijk zijn.--Metischensky,
Mineraalwater en pannekoek...." En nu herinnerde zij zich, dat zij
lang geleden, toen zij pas zeventien jaar was, met haar tante--men
reisde toen nog met paarden--naar het klooster te Troitza was gereden
en toen hier was gepasseerd." "Is het mogelijk," dacht zij, dat ik dat
was? Dat meisje met roode handen? Hoeveel, dat mij toen zoo begeerlijk
en onbereikbaar scheen, is mij nu onverschillig, maar hoeveel dat
ik toen bezat, is nu voor mij verloren--voor altijd! Zou ik destijds
hebben kunnen gelooven eenmaal zoo vernederd te worden?--Wat zal hij
trotsch en tevreden zijn als hij mijn brief heeft gezien; maar ik
zal hem toonen.... Hoe onaangenaam riekt deze verf! Waarom moet men
altijd bouwen en verven?--Modes en coiffures...." las zij. Een man,
Annuschka's man, groette haar: "Onze parasieten!" herinnerde zij zich
een gezegde van Wronsky: "Onze? Waarom onze?... Het ergste is, dat
het onmogelijk is het gebeurde ongedaan te maken.... Maar men kan de
herinnering daarvan dooden, begraven.... En dat zal ik...!" En hier
herinnerde zij zich haar verloopen leven bij Alexei Alexandrowitsch,
dat zij reeds uit haar gedachten had verbannen. "Dolly zal het
zoo opvatten alsof ik nu mijn tweeden man wil verlaten, en zal mij
voorzeker ongelijk geven. Wil ik dan gelijk hebben? En zij voelde
de tranen opwellen. Maar dadelijk dacht zij weder over twee jonge
meisjes, die hartelijk lachten, en vroeg, waarover deze wel lachen
mochten. Over de liefde? Zij weten nog niet, hoeveel treurigs en
vernederends daaraan is verbonden.... Daar is de boulevard! Daar loopen
drie jongens ... zij spelen ... Serescha. Alles zal ik verliezen
en men zal hem mij niet teruggeven.... Ja, ik zal alles verliezen
als hij nu niet terugkeert. Wellicht heeft hij zich voor den trein
verlaat en is misschien al teruggekeerd. Weder denkt gij er aan u
te vernederen," sprak zij tot zich zelf. "Neen ik ga naar Dolly en
zeg haar alles rechtuit: Ik ben ongelukkig, ik heb het ook verdiend,
ik heb schuld, maar ik ben toch ongelukkig--help mij. Deze paarden
en dit rijtuig--het staat mij tegen om er mij van te bedienen--het
hoort alles aan hem.... Maar weldra zal ik ze niet meer zien!"
Terwijl zij zoo overlegde, hoe zij Dolly alles zou bekennen en daarbij
haar hart nog meer wondde,
|