d toe.
"Ik heb werkelijk geen schuld. Wij wilden al naar huis gaan, maar
toen werd hij onrustig...."
"Nu, Goddank, je bent behouden en wel!"
Mitja was geheel droog en gezond gebleven en sliep onafgebroken
door. Men pakte de doornatte doeken bijeen; de bonne nam het kind
uit den wagen en droeg het op den arm. Lewin ging naast zijn vrouw,
hij gevoelde zich schuldig wegens zijn verstoordheid en drukte haar
ongemerkt de hand.
Na den regen was het te nat om te wandelen, ook rezen steeds nieuwe
onweerswolken aan den horizon op.
Er werd niet meer gestreden en allen waren het overige van den dag
in de beste luim.
Katawassow maakte telkens de dames door zijn origineele grappen aan
het lachen. Ook Sergej Iwanowitsch was zeer opgeruimd; hij opende
zijn broeder een blik in de toekomst van het Oostersch vraagstuk en
wel zoo eenvoudig en helder, dat allen hem met opmerkzaamheid volgden.
Slechts Kitty kon hem niet ten einde toe aanhooren; zij werd geroepen
om Mitja zijn bad te geven.
Eenige minuten daarna werd ook Lewin in de kinderkamer geroepen.
Wat zou men van hem willen? Men riep hem nooit bij het kind dan in
dringende gevallen. Maar zijn ongerustheid zoowel als de belangstelling
in de theorieen van zijn broeder verdwenen zoodra hij zich een
oogenblik alleen bevond, en zijn gevoel van innerlijk geluk en vrede,
dat hem 's morgens vervuld had, keerde nu weder. De stem des gemoeds
was bij hem sterker geworden dan die van het ontledend verstand. Hij
ging het terras over en zag twee sterren schitteren aan den hemel.
"Ja," zeide hij naar den hemel ziende, "ik herinner mij gedacht te
hebben, dat er een waarheid kon liggen in de zinsbegoocheling van
dat gewelf, dat ik dikwijls beschouwde; maar welk was het onvoltooid
gebleven begrip in mijn verstand? ..." En terwijl hij de kinderkamer
binnenging, herinnerde hij het zich.
"Waarom, indien het sterkst bewijs van Gods bestaan is gelegen in de
innerlijke openbaring van goed en kwaad, die hij een iegelijk onzer
mededeelt--waarom zou deze openbaring beperkt zijn tot de Christelijke
Kerk? En deze millioenen Buddhisten, Muzelmannen, die eveneens het
goede zoeken? ..." Het antwoord op deze vraag moest bestaan, maar
hij kon het voor hij binnentrad niet uiteenzetten.
Kitty stond met opgestroopte mouwen over de badkuip gebogen, terwijl
zij met de eene hand het hoofdje van het kind vasthield en het met de
andere afsponste. Zij keek om toen zij haar man hoorde naderen. "Kom
g
|