dat Kostja er niet is. Hij zal wel weer naar de
bijenkorven zijn gegaan. Dat wekt altijd zijn belangstelling op. In
de lente was hij somwijlen somber en gedrukt, nu zijn die phasen
veel minder. Hij heeft te veel philosophieen gelezen en dat bracht
hem tot ongeloof. Hij zegt zelf, dat hij geloovig wenschte te zijn;
maar waarom is hij het dan niet? Waarschijnlijk omdat hij te veel
denkt als hij alleen is. Is hij al een ongeloovige, mij dunkt, het
is toch nog beter zoo te zijn dan zooals madame Stahl was en ik zijn
wilde in Soden--neen, hij is oprecht en braaf."
En daarbij viel haar een onlangs door hem betoonde trek van
goedheid in. Een paar weken geleden had Dolly van haar echtgenoot
een berouwvollen brief ontvangen, waarin hij haar bezwoer zijn eer
te redden en haar goed te verkoopen om daarmede zijn schulden te
betalen. Dolly was buiten zich zelf; zij verachtte haar man, was
toornig en had medelijden met hem, en het einde was, dat zij ten
slotte inwilligde een deel van haar goed te verkoopen. En nu dacht
Kitty bewogen en onwillekeurig glimlachend aan de verlegenheid en de
ongeschikte pogingen om het middel, dat hij tot Dolly's redding had
bedacht, haar voor te stellen, zonder haar te beleedigen. Hij zocht
namelijk Kitty te overreden haar aandeel in Dolly's bezitting af te
staan, wat haar zelf tot hiertoe niet in den zin was gekomen.
"Welk een ongeloovige is hij dan? Met zulk een hart en in gestadige
zorg om niemand leed te doen! Alles heeft hij voor anderen over. Sergej
Iwanowitsch acht het natuurlijk, dat Kostja zijn rentmeester is. Nu
staan ook Dolly en haar kinderen onder zijn bescherming, en al
de boeren komen dagelijks bij hem, alsof hij verplicht is hen te
helpen.... Ja, wordt maar zoo goed als je vader!" dacht zij, terwijl
zij met haar lippen Mitja's wang aanraakte en hem aan Stanja overgaf.
XXVIII.
Lewin had een broeder gehad, Nicolaas Dimitritsch, van wien hij
en zijn broeder Sergej langen tijd gescheiden waren geweest. Door
verregaand losbandig gedrag had hij zijn vermogen verspild, zijn
naam onteerd en zijn gezondheid verwoest. Er waren jaren verloopen,
dat men niets van hem had vernomen, tot eindelijk een brief uit een
kleine provincieplaats Lewin naar zijn sterfbed riep. Kitty wist,
dat deze broeder bestond, maar had hem nimmer gezien.
Zij wilde Lewin ter zijde staan, toen een treurige en wellicht
moeielijke taak hem werd opgelegd, en vergezelde hem naar den
doodzieken broeder. Deze, w
|