ereiken de grond moest bemest, bebouwd en onder
zijn eigen toezicht bezaaid worden, zonder dat hij het recht had deze
zorg aan zijn boeren over te laten. Hij wist evenzeer, dat hij hulp
en bescherming moest verleenen aan zijn broeder, aan zijn zuster,
aan vele boeren, die hem kwamen raadplegen, als aan kinderen, die hem
waren toevertrouwd; zijn vrouw en Dolly hadden gelijk recht op zijn
tijd, en dat alles legde ruimschoots beslag op zijn levensbestaan,
waarvan hij, als hij er over peinsde, de beteekenis niet kon verklaren,
't Was een vreemde zaak: niet slechts stond zijn plicht hem duidelijk
voor oogen, maar hij voelde ook geen twijfel omtrent de wijze om dien
te betrachten in de bizondere gevallen van het dagelijksch leven;
alzoo aarzelde hij niet zijn arbeiders zoo goedkoop mogelijk te huren,
maar hij wist, dat hij zo niet moest huren boven noch beneden den
normalen prijs; hij leende geld aan een boer om hem uit de klauwen
van een woekeraar te rukken, maar bewees hem later geen gratie bij het
betalen van de rente; hij strafte gestreng het stelen van hout, maar
zou zich bezwaard gevoeld hebben het vee van een boer te schutten, dat
gevonden werd op zijn weiden; hij hield het loon in van een arbeider,
die uit hoofde van den dood zijns vaders gedwongen was het werk te
midden van den oogst te verlaten, maar hij onderhield en verzorgde
de oude dienaren, die niet meer werken konden; hij liet de boeren
wachten om zijn te huis gekomen vrouw te gaan omhelzen, maar hij zou
niet naar zijn bijenkorven hebben willen gaan zonder hen ontvangen te
hebben. Hij trachtte dit persoonlijk wetboek niet uit te diepen of uit
te pluizen en verwijderde de redeneering daarover, die den helderen
en duidelijken blik op zijn plicht had kunnen benevelen. Zijn fouten
vonden bovendien een gestrengen rechter in zijn geweten, dat altijd
waakte en hem geen toegevendheid bewees.
Het was aldus dat hij leefde, het spoor volgend door het leven hem
aangewezen, altijd zonder de mogelijkheid te zien het mysterie van
het bestaan te verklaren en steeds gekweld door zijn onwetendheid
en de vrees, dat de wanhoop van den zelfmoordenaar hem zou kunnen
overmeesteren.
XXXI.
De dag der aankomst van Sergej Iwanowitsch te Pakrowsky was voor
Lewin vol gemoedsaandoeningen geweest.
Men was aan het drukste tijdstip van het jaar gekomen, aan datgene, dat
een inspanning van krachten vereischte, die men niet genoeg waardeert,
omdat ze geregeld terugkeert en
|