eerste
bocht van den weg Katawassow met zijn stroohoed op. Hij sloeg juist
zoo met de armen als Tanja voorgesteld had.
Lewin groette zijn broeder on Katawassow hartelijk en vroeg Dolly
naar zijn vrouw.
"Zij is met Mitja het bosch ingegaan. Zij wilde hem daar laten slapen,
omdat het in huis te warm is."
Lewin had zijn vrouw steeds gewaarschuwd het kind niet het bosch in
te dragen, omdat hij het daar niet zonder gevaar achtte, en derhalve
was dit bericht hem onaangenaam.
"Zij sleept hem van de eene plaats naar de andere," zeide de vorst
lachende. "Ik heb haar aangeraden, hem in den kelder te brengen."
"Ziet u, Darja Alexandrowna," zeide Kosnischew en wees met zijn
zonnescherm naar eenige witte wolken, die boven de esscheboom opkwamen:
"Wij krijgen spoedig regen."
Lewin was op Katawassow toegetreden.
"Daar doet u wel aan, dat ge eens gekomen zijt."
"Het was al lang mijn voornemen. Nu zullen we alles ordelijk bespreken
en naar behooren met elkander strijden! Heeft u Spencer doorgelezen?"
"Neen, nog niet geheel," zeide Lewin. "Overigens heb ik hem nu niet
meer noodig."
"Hoe zoo? Dat is merkwaardig. Waarom niet meer?"
"Dat beteekent, dat ik mij ten slotte overtuigd heb, dat ik bij hem
en zijns gelijken de oplossing der vragen, die mij bezig houden,
niet zal vinden. Nu.... Maar later meer daarover. Hier gaat de weg
naar mijn bijenkorven. Doet u het genoegen, dan gaan wij daarheen,"
wendde hij zich tot allen.
Nadat zij een smal voetpad door eene weide waren overgegaan, liet
Lewin zijn gasten in de schaduw van een populier op een bank van ruwe
houtklossen, die hij zelf hier opgericht had voor bezoekers, die bang
waren voor de bijen. Hij zelf ging binnen de afschutting en haalde voor
de groote zoowel als voor de kleinen brood, agurken en verschen honig.
"Weet je, Kostja, wien Sergej Iwanowitsch op reis ontmoet heeft?" vroeg
Dolly, terwijl zij de agurken en den honig onder de kinderen
verdeelde. "Wronsky. Hij gaat naar Servie."
"En dat niet alleen; hij voert een geheel escadron voor zijn rekening
mede," voegde Katawassow er bij.
"Dat is juist iets voor hem," zeide Lewin. "Gaan er nog altijd
vrijwilligers heen?"
"Nog, vraagt u!" antwoordde Kattawassow, terwijl hij smakelijk in
een agurkje beet. "U hadt eens moeten zien hoe het gisteren aan het
station toeging."
"Maar hoe moet ik dat begrijpen? Verklaar mij dat toch eens, Sergej
Iwanowitsch! Waar trekken al deze vrijwilligers heen? Tegen wie
|