de moedermelk had ingezogen,
hoewel zijn verstand ze miskende. Nu begreep hij, hoeveel hij er aan
te danken had....
"Wat zou ik geweest zijn, als ik niet had geweten, dat ik voor God
moest leven en niet voor de voldoening mijner behoeften? Ik zou hebben
gelogen, gestolen, gemoord.... Geen der edele genoegens, die het leven
mij geeft, zou voor mij hebben bestaan.... Ik was zoekende naar een
oplossing, die wijsgeerige bespiegeling niet kon geven, en ook slechts
het gemoed en het leven zelf gaven mij een antwoord. En deze kennis
heb ik niet veroverd, zij is mij gegeven gelijk al het overige. Zou
de bespiegeling mij ooit hebben aangetoond, dat ik mijn naaste moet
liefhebben in plaats van hem te verworgen? Toen men het mij evenwel
onderwees in mijn jeugd, geloofde ik het gemakkelijk en dit is de
reden, dat ik het steeds wist. Het bewijs, dat het onderricht der
rede levert, is de strijd om het bestaan, de wet, die eischt, dat
elke hinderpaal, die de voldoening onzer begeerten in den weg staat,
wordt verbrijzeld; de zelfzuchtige verwoesting is logisch,--terwijl
het volstrekt niet met de gevolgtrekking der koude redeneering strookt
zijn naaste lief te hebben. O hoogmoed en dwaasheid," dacht hij,
"gevolg van de sluwheid en doortraptheid der koude redeneering van
het verstand!..."
XXXIII.
"Ik meende," dacht hij verder, "door koele bespiegelingen te zijn
ingedrongen in de geheimen der natuur en het probleem van het
menschelijk leven tot zekere hoogte te hebben opgelost. Doen ook
de wijsgeeren niet zoo met hun stelsels? En ziet men niet duidelijk
in de onthulling van elke theorie eenigszins de beteekenis van het
menschelijk leven aangewezen zooals de boer Fedor ze opvat? Zij komen
er altijd minder of meer toe, maar dikwijls door een dubbelzinnige
redeneering. Laat ons eens overgelaten zijn aan onze rede, aan onze
driften, zonder de kennis van onzen Schepper, zonder het zedelijk
besef van goed en kwaad.... Welke uitkomst zouden wij verkrijgen? Men
werpt soms zijn geloof over boord, omdat men er van verzadigd meent te
zijn en als de kinderen, die de waarde van hetgeen zij genieten niet
inzien, hunkert men naar iets nieuws, dat in valschen glans schittert
en waarmede men zich toch niet voeden kan. Ik, een Christen, opgevoed
in het geloof, bevoorrecht met de weldaden van het Christendom, zonder
er het rechte besef van te hebben gehad, ik heb getracht de essence
van mijn leven te vernietigen.... Maar in de uren van lijd
|