zag met half toegeknepen oogen voor zich uit en gaf geen antwoord.
"Kitty schijnt zich voor mij te verbergen?" zeide zij met een blik
naar de deur, terwijl het rood haar gelaat begon te kleuren.
"Och, dat is onzin! Zij is bij het voeren van het kind, dat nog niet
recht goed wil gaan, en ik heb haar aangeraden.... Neen, het doet
haar genoegen! Zij zal dadelijk komen," antwoordde Dolly, die weinig
aanleg had om te liegen. "Daar is zij."
Toen Kitty vernam, dat Anna er was, had zij niet te voorschijn willen
komen. Maar Dolly had haar toch overreed. Met inspanning van al haar
kracht trad zij nu binnen, naderde blozend en reikte haar de hand.
"Het doet mij veel genoegen," zeide zij, maar haar stem beefde. Het
gevoel van afkeer van deze moreel slechte vrouw en de wensch voor
haar niet hard te zijn kampten in haar binnenste en zij was daardoor
eenigszins verlegen; maar toen zij Anna's schoon, innemend, ongelukkig
gelaat aanschouwde, verdween alle bitterheid en zij gevoelde slechts
medelijden.
"Het zou mij niet verwonderd hebben als u ongezind was geweest mij
te ontmoeten. Ik ben daaraan reeds gewoon. U is ziek geweest. Ja,
uw voorkomen is veranderd," zeide Anna.
Kitty gevoelde, dat Anna haar vijandig aanzag. Des te meer medelijden
had zij met haar. Deze vijandschap was haar verklaarbaar uit de
onbehagelijke verhouding, waarin Anna, die vroeger haar protegeeren
wilde, zich nu tegenover haar bevond.
"Zij spraken over Kitty's ziekte, over haar kind, over Stiwa, maar
blijkbaar was er niets, dat Anna belang inboezemde.
"Ik ben gekomen om afscheid te nemen," zeide zij en stond op.
"Wanneer vertrekt u dan?"
Maar weder zonder te antwoordden, wendde Anna zich tot Kitty.
"Ja, het doet mij veel genoegen u gezien te hebben," zeide zij
lachend. "Ik heb zooveel van u gehoord, zelfs door uw man. U weet, dat
hij mij heeft bezocht," voegde zij er met kwade bedoeling bij. "Waar
is hij?"
"Hij is naar buiten vertrokken," antwoordde Kitty blozend.
"Groet hem van mij, groet hem bepaald."
"Zonder verzuim," antwoordde Kitty naief en zag haar medelijdend in
de oogen.
"Nu, vaarwel, Dolly." En terwijl zij deze kuste en Kitty de hand
drukte, verwijderde Anna zich haastig, terwijl Dolly haar uitgeleide
deed.
"Nog altijd als vroeger, even innemend en zeer schoon," zeide Kitty,
toen zij weer met haar zuster alleen was. "Maar zij heeft iets vreemds
over zich, iets dat medelijden inboezemt."
"Ja," zeide Dolly! "Maar vanda
|