FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   518   519   520   521   522   523   524   525   526   527   528   529   530   531   532   533   534   535   536   537   >>  
en en smart heb ik tot _Hem_ geroepen, die de bron van alle licht en leven is, en ik hoop, dat mijn gevaarlijke opstand tegen Hem mij is vergeven." "Neen, de rede heeft mij niets geleerd; wat ik weet is mij gegeven, is te voorschijn gebracht uit het gemoed en door het geloof van het Christendom." "De kerk?" hernam hij, zich omkeerende en ziende naar een troep vee, die naar de rivier ging. "Kan ik waarlijk alles gelooven, wat de kerk leert?" vroeg hij zich zelf en kwam op een punt, dat zijn verkregen rust eenigszins verstoorde. En hij herinnerde zich de dogma's, die hem zoo vreemd hadden toegeschenen.... "De schepping .... Maar hoe verklaart zij het bestaan? De duivel?... Hoe wordt hierdoor het kwaad verklaard?... De verlossing door het kruis en door boetedoeningen?... De dogma's der kerken," dacht hij, "leggen aan millioenen menschelijke wezens, die de aarde bevolken, jongen en ouden, boeren en keizers, geleerden en onwetenden, de verplichting op dezelfde begrippen te hebben, om er dat in- en uitwendig leven uit samen te stellen, dat alleen waard is beleefd te worden.... Maar leven voor God, voor de waarheid, voor zijn ziel, dit is immers wat de stichter van het Christendom heeft gewild. De groote waarheden door Hem ons verkondigd staan boven de bizondere dogma's der kerkgenootschappen. Ik wil slechts naar Hem hooren, door wien de Godheid tot de menschheid heeft gesproken." Op den rug gelegen, beschouwde hij den hemel boven zich. "Ik weet wel," dacht hij, "dat dit de oneindige ruimte is en niet een blauw gewelf, dat boven mij is uitgespannen,--maar mijn oog dringt niet door dat schijnbaar rond gewelf. De blik van Hem, die verder zag, moet zijn telescoop zijn." Lewin eindigde zijn overpeinzing; hij hoorde een geheimzinnige stem, die zich blijmoedig verhief in zijn binnenste. "Is dat waarlijk geloof?" vroeg hij zich zelf. "Hoe dankbaar ben ik, mijn God, voor het licht, dat Gij mij aanvankelijk hebt geschonken na het ronddolen in nevel en duisternis." XXXIV. Toen Lewin zijn huis naderde, bemerkte hij Tanja en Grischa, die hem kwamen tegenloopen. "Oom Kostja! mama, grootpapa en Sergej Iwanowitsch en nog een," zeide Tanja, "komen u te gemoet." "Wie is die andere?" "Zoo'n rare heer! Hij doet altijd zoo met de armen." En Tanja bootste Walawassow's gesticulaties na. "Is hij oud of jong?" vroeg Lewin lachend. "Als het maar geen onaangenaam mensch is!" dacht hij, maar herkende spoedig bij de
PREV.   NEXT  
|<   518   519   520   521   522   523   524   525   526   527   528   529   530   531   532   533   534   535   536   537   >>  



Top keywords:

waarlijk

 

gewelf

 
Christendom
 

geloof

 

verder

 
schijnbaar
 

dringt

 

lachend

 
telescoop
 

blijmoedig


verhief

 

binnenste

 

geheimzinnige

 

eindigde

 
overpeinzing
 

hoorde

 

menschheid

 

Godheid

 

beschouwde

 

spoedig


gesproken

 

gelegen

 

herkende

 

oneindige

 

uitgespannen

 

ruimte

 

mensch

 

onaangenaam

 

grootpapa

 
Sergej

Iwanowitsch

 

Kostja

 

hooren

 
altijd
 
andere
 
gemoet
 

tegenloopen

 

geschonken

 
Walawassow
 

ronddolen


aanvankelijk

 
gesticulaties
 
duisternis
 
bemerkte
 

Grischa

 

kwamen

 
naderde
 

bootste

 

dankbaar

 

uitwendig