," zeide Agasija Michailowna, die
nu bijna altijd in de kinderkamer was; "hij moet toch eerst in orde
gebracht worden." "Suja, suja," zong zij over hem gebogen, zonder
zich aan de moeder te storen.
Stanja bracht eindelijk het kind naar zijn moeder. Agasija Michalowna
ging achter hen heen met een gelaat overvloeiende van teederheid.
"Hij kent mij al! wezenlijk, hij kent mij!" riep zij uit.
Maar Kitty sloeg geen acht op haar; haar ongeduld vermeerderde met
dat van het kind. Derhalve kwam ook de zaak niet dadelijk in orde. Het
kind vatte niet juist aan zooals het moest en ergerde zich.
Eindelijk, na een laatste wanhopig geschreeuw gelukte het; moeder en
kind werden nu gelijktijdig rustig en stil.
"Nu kun je wel gaan," fluisterde Kitty. "Hij zal inslapen. Maar
het arme kind baadt in zweet." En zij betastte het van alle
zijden. "Waarom denk je, dat hij je reeds kent?" liet zij volgen,
en beschouwde met genoegen de oogjes, die van onder het mutsje
haar tevreden en guitig schenen aan te kijken, zijn zachte wangen,
die zich gelijkmatig opbliezen en de rooskleurige handjes, die zich
onophoudelijk bewogen. "Dat is onmogelijk, want als hij iemand kende,
zou hij mij het eerst kennen," antwoordde Kitty op Agasija's bewering.
"Als hij wakker wordt, zal u het zien, als God wil. Doe ik zoo, dan
verheldert zijn gezichtje geheel," volhardde Agasija Michailowna. "Nu
goed, goed! Wij zullen het wel zien," fluisterde Kitty! "Ga nu
maar. Hij slaapt in."
Agasija ging op de teenen de kamer uit; Stanja liet de rouleaux neder,
joeg de vliegen weg van achter de mousselinen gordijnen van het bedje
en evenzoo een groote bromvlieg, die tegen de vensterruiten stiet,
en nadat zij met een berkentak over moeder en kind gezwaaid had,
ging zij zitten.
"Welk een hitte! Foei hoe warm! Als de hemel maar regen gaf!" zeide
zij.
"Ja ja! St.!" antwoordde Kitty, terwijl zij teeder en licht Mitja, die
de kleine oogjes nu opende, dan sloot, op haar schoot wiegde. Eindelijk
hield ook het kleine handje op zich te bewegen. Het kind zag, terwijl
hij slechts van tijd tot tijd zijn voedingsbezigheid voortzette en de
lange wimpers ophief, zijn moeder aan met de vochtige oogjes, die in
het half donker zwart schenen. Men hoorde de kindermeid niet meer;
zij was zelf ingesluimerd. Van boven liet zich de stem vernemen van
den ouden vorst en het gelach van Katawassow.
"Zij zijn ook zonder mij in discours geraakt," dacht Kitty, "maar het
is toch ergerlijk,
|