, en verhaalde hem op zekeren dag ook, wat er gebeurde,
toen Wodan, Henir en Loge eens gekomen waren bij de beek van Andwari,
waarin zeer vele visschen zwommen.
Andwari was een dwerg, die de gestalte van een snoek had aangenomen,
en zijn voedsel in het water vond. Regin nu had twee broeders, van wie
de een Fafner heette en de andere Otter. Deze laatste ging dikwijls
in de beek van Andwari en zwom er als een otter rond.
Eens had Otter een zalm gevangen en zat met gesloten oogen aan den
oever om de visch op te eten. Loge, die juist met Wodan en Henir
aankwam, zag hem en wierp hem met een steen en doodde hem. De goden
waren zeer verheugd en trokken Otter de huid af. Toen gingen zij verder
en kwamen aan de woning van Reidmar. Zij vroegen hem gastvrijheid,
en toonden hem den buit, dien zij gemaakt hadden. Reidmar echter, en
zijn zonen Fafner en Regin, grepen hen vast, dreigden hen te dooden,
en eischten als losprijs voor hun leven, dat zij de geheele huid van
den otter met goud zouden vullen, en ook geheel met goud bedekken
zouden. Toen zonden de goden Loge uit om goud te halen. Deze ging naar
een watergodin en vroeg haar een net ter leen. Toen hij dit gekregen
had, ging hij naar de beek van Andwari en wierp het net uit om den
snoek te vangen. En de snoek zwom in het net.
Loge zeide tot de visch:
--"Welk schitterend vischje schiet daar zoo snel door den stroom
en is in mijn val geloopen? Kom, ik wil het goud wel eens zoeken,
dat zulk een helder licht in uw water verspreidt."
Andwari antwoordde hem:
--"Ik heet Andwari en ik ben de zoon van watergod Oin. Lang geleden
noodzaakte mij het noodlot altijd in het water te leven."
Loge echter wist wel, dat Andwari een booze dwerg was, die het goud uit
het water had gestolen en het nu als een visch bewaakte. En hij zeide:
--"Zoo, zoo, Andwari. Maar als uw leven u lief is, moet gij mij eens
zeggen welke straf een sterveling krijgt, die liegt."
Andwari sprak:
--"Stervelingen worden in Hellestroom zwaar gestraft: hun valsche
gezegden sleepen deze gevolgen na zich."
Loge nu nam al het goud, dat Andwari bezat. Maar deze wilde een ring
achter houden. Loge echter nam hem ook deze af. Toen kroop de dwerg
onder een steen en zeide:
--"Vervloekt zij de schat. De broeder zal zijn broeder dooden,
en verderf zal komen over iederen held, wiens hand dien ring ooit
aanraakt."
Loge ging met het goud naar de goden, en dezen vulden er de huid van
Otter mede op, en legden er
|