want hij was haar stiefzoon. Siegmond echter bood haar genoegdoening
aan in geld, en hiermede was zij tevreden.
Bij het doodsmaal echter, dat aangericht werd, reikte Borghilde den
drank rond. Zij nam een grooten hoorn vol gift en bracht deze aan
Binder. Toen Binder echter in den hoorn zag, bemerkte hij dat er gift
in was, en hij zeide tot Siegmond:
--"Bah, die drank is troebel."
Siegmond nam den hoorn en dronk hem leeg. Want Siegmond was
gevrijwaard tegen de werking van gift, zoowel inwendig als
uitwendig. Zijn zonen echter konden vergift slechts uitwendig, aan
de huid verdragen. Borghilde bracht nu een nieuwen hoorn en verzocht
Binder te drinken. En het geschiedde evenals eerst. Ten derde male
bracht zij hem een hoorn, en bedreigde hem wanneer hij niet drinken
wilde. Binder echter sprak tot Siegmond:
--"Bah, die drank is troebel."
Siegmond antwoordde hem:
--"Laat uw baard eens proeven."
Toen dronk Binder en was weldra dood. Siegmond nam hem op en droeg hem
in zijn armen heel ver weg, totdat hij aan een ondiepe, smalle zeeengte
kwam. Daar lag een klein schip aan den oever, en op het schip stond
een man. Deze bood aan om Siegmond over de zeeengte te brengen. Toen
Siegmond echter het lijk in het schip had gelegd was het schip geheel
geladen. De man zeide toen, dat Siegmond maar vooruit moest gaan,
en tegelijk stiet hij het schip van den oever en was spoedig verdwenen.
Die man nu was Wodan, Doodengod.
Siegmond verstootte Borghilde, verliet het land, dat Denenland heette
en waar hij lang geweest was, en ging zuidwaarts naar een rijk, dat hij
in Frankenland bezat. Daar nam hij Jerdis tot vrouw, en zij kregen een
zoon, dien zij Siegfried noemden. Koning Siegmond viel in een gevecht
met de zonen van Honding, en Jerdis trouwde toen met Alf, den zoon
van koning Helperik. En bij dezen bracht Siegfried zijn jeugd door.
Siegmond en al zijn zonen waren mannen, die boven de anderen uitmuntten
door kracht en grootte en verstand en allerlei bekwaamheid. Siegfried
echter was de allervoortreffelijkste, en de oude sagen zeggen van hem,
dat hij verreweg de voornaamste van alle heirkoningen was.
Bij koning Helperik nu, waar Siegfried was, kwam zeer dikwijls een
zekere Regin, de zoon van Reidmar.
Deze Regin was zeer sluw en geslepen en ervaren in vele dingen, en zoo
klein van gestalte als een dwerg. Regin ging zeer veel met Siegfried
om en leerde hem allerlei kundigheden. Hij vertelde hem veel van zijn
voorouders
|