goud overheen om haar te bedekken. Nadat
dit geschied was, kwam Reidmar dichterbij en bemerkte, dat er nog een
haar van de lippen onbedekt was. Toen moest Wodan ook den Andwari-ring
van den vinger nemen om het haar te bedekken.
Loge zeide tot Reidmar:
"Nu behoort u al het goud, en het is een groote losprijs voor ons
leven. Maar het zal u en uw zonen geen zegen verschaffen;--den dood
zal het u beiden brengen."
Reidmar antwoordde hem:
--"Niet als een gunst hebt gij dit goud gegeven, maar als
betaling. Wist ik echter, dat gij het wildet vervloeken, dan hadt
gij uw leven niet zoo gemakkelijk gered."
Loge echter zeide:
--"En meer onheilen weet ik. Maar de helden zijn nog niet geboren,
die om dit goud zullen strijden."
Reidmar sprak:
--"Ik ben van plan dit goud te behouden zoolang ik leef. En uw
vervloeking vrees ik niet. Ga nu maar heen."
Zoodra echter de goden waren heengegaan, eischten Rafner en Regin,
dat Reidmar ook hun een gedeelte van het goud zou geven. Maar Reidmar
zeide:
--"Neen."
Fafner echter nam een zwaard en bracht zijn vader een vreeselijke
wonde toe, terwijl hij sliep. Toen riep Reidmar zijn dochters en zeide:
"Nu is het gedaan. Deze misdaad eischt groote..."
De oudste dochter antwoordde hem:
--"De misdaad van mijn broeder,--ach, de dood van mijn vader,--kan
een meisje dat wreken?"
Reidmar zeide tot haar:
--"Vrouw, als ge geen koningszoon kunt baren, baar dan een
meisje,--geef haar een man,--daar komt de dood,--hun zoon, misschien,
zal wraak..."
Toen Reidmar dit gezegd had, stierf hij, en Fafner nam al het goud
voor zich. Ook Regin eischte er een deel van op, maar Fafner zeide:
--"Neen."
Regin ging naar zijn zuster en vroeg haar, hoe hij in het bezit zou
komen van wat hem toebehoorde. Zijn zuster sprak tot hem:
--"Vraag uwen broeder vriendelijk uw deel te mogen ontvangen, en zeg
hem, dat hij zich beter moet gedragen. Het past u niet met getrokken
zwaard het goud van Fafner op te eischen."
Dit en vele andere verhalen vertelde Regin aan Siegfried, als hij
bij hem kwam.
Op zekeren dag, dat Siegfried,--zooals hij dikwijls deed--was uitgegaan
om in het woud wilde dieren te jagen, kwam hij bij het huis van Regin,
dat midden in het bosch lag, en werd er gastvrij ontvangen.
Regin had nog niets gekregen van al het goud, dat Fafner bij den dood
van zijn vader medegenomen had, en hij zinde nog steeds op middelen
om zijn deel machtig te worden.
Siegfried nu kwam
|