d. Groote bouwmeesters,
beeldhouwers en schilders maken den naam van Vlaming vermaard over Europa.
De Van Eycks, Memlinc, zooveel anderen behooren tot de schitterende
Brugsche schilderschool, wier houten paneelen nu nog het sieraad zijn der
kerken en der museums in de geheele wereld. Glansrijk bloeit de bouwkunst
in de stadhuizen van Brussel, Leuven, Aalst, enz., terwijl de meesterlijke
beeldhouwwerken, waarvan zoovele in den beeldenstorm van 1566 vernietigd
werden, nieuwe wegen openen voor die edele kunst in West-Europa. Doch onder
de Franschgezinde hertogen wordt de volkstaal niet in eere gehouden. De
Vlaamsche letterkunde kwijnt, terwijl eene Fransche hofletterkunde bloeit
met Jean le Bel van Luik, Jean Froissart van Valencijn, Georges Chastellain
van Aalst en Philippe de Comines van Komen.
[Figuur: Keizer Karel V]
Zoo breekt de zestiende eeuw aan. De Duitsche Habsburgers, evenals de
Bourgondische hertogen, door een huwelijk in onze geschiedenis getreden,
komen op den troon en de derde van hun geslacht, een Gentenaar, vereenigt
op zijn hoofd de kronen van de Nederlanden, van Spanje en van het Duitsche
Rijk: 't is Keizer Karel of Karel V, die geheel West-Europa tot in 1555
beheerscht. De fraaie kunsten vervolgen hunnen bloei: Quinten Matsijs en
zijne Antwerpsche schilderschool zijn de erfgenamen der Brugsche meesters;
te Oudenaarde, te Gent, te Middelburg rijzen prachtige stadhuizen op en
Erasmus, van Rotterdam, die, eilaas! zijne moedertaal veracht en in het
geleerde Latijn schrijft, is de intellectueele koning van Europa, iets als
Voltaire tijdens de 18de eeuw. Op oeconomisch gebied staan de rijke
nijverige Nederlanden aan de spits in 't Westen en Antwerpen wordt de
grootste handelshaven, het Londen van den tijd, en tevens de hoofdstad der
pas uitgevonden boekdrukkunst in het Noorden.
Doch, naast den ouden strijd voor de staatkundige vrijheid, begint nu een
kamp voor de nieuwe vrijheid van denken en gelooven. De volksletterkunde
fleurt weer op en weerspiegelt de hartstochten van de godsdienstige
twisten: de schoolmeesteres Anna Bijns, van Antwerpen, in hare mannelijke
_Refereynen_ tegen Luther en de "vermaledide Luterisce secte" en de
Brusselsche edelman Philips van Marnix van Sint-Aldegonde in zijnen
_Byenkorf der H. Roomsche kercke_ en in zijn _Wilhelmus_ staan vooraan in
de rangen der geusche en antigeusche letterkunde van den tijd.
[Figuur: Marnix van St-Aldegonde]
Onder Philips II, die van Spanje uit,
|