colleges; alleen de wereldlijke Latijnsche scholen
werden toegelaten. Alzoo sloot men de _kleine bisschoppelijke seminarien_,
die onder voorwendsel van tot den geestelijken stand op te leiden, aan de
zonen der burgerij het voorbereidend hooger onderwijs verschaften. Wanneer
later deze hunne humaniora in den vreemde, vooral in de Jezuietengestichten
van St Acheul, in Frankrijk, en Freiburg, in Zwitserland, wilden gaan
voleindigen, werd hun voor 't vervolg de toegang tot de Staatshoogescholen
van Gent, Leuven en Luik ontzegd.
Zoolang de Koning zich als verdediger van het Staatsonderwijs aanstelde,
bleef hij binnen de palen der Grondwet. Maar ondoordacht en vermetel was
zijne poging, toen hij zich in de opleiding van de Belgische katholieke
geestelijkheid wilde mengen. Hierin handelde hij voorzeker te goeder trouw;
men heeft hem ten onrechte voorgesteld als een godsdienstigen ijveraar voor
het Protestantisme; het staat vast dat hij volstrekt geen vijand was van
het Katholicisme. Zooals hij in Holland met de Hervormde gemeenten gedaan
had, zoo wilde hij alhier den voorrang van de burgerlijke macht boven de
geestelijke vestigen. Daarom was hij voornemens, voor de toekomst, eene
verstandige, verlichte, verdraagzame, nationale geestelijkheid te vormen,
door middel eener hervorming der godgeleerde studien. Zoodat de
Calvinistische vorst hoopte te slagen, daar waar zijn katholieke
voorganger, Jozef II, bezweken was! Zelfs de tegenwerpingen zijner omgeving
konden hem zijn besluit niet doen verzaken.
Den zelfden dag (14 Juni 1825) dat Willem de kleine seminarien afschafte,
verordende hij de oprichting bij de Hoogeschool van Leuven van het
_Wijsgeerig College_, voor de jongelingen van alle bisdommen die zich tot
den geestelijken staat voorbereidden. Zij zouden gezamenlijk met de
studenten der Faculteit der wijsbegeerte zekere lessen in de philosophie
volgen. De bestuurder en de onderbestuurders, alsook drie leeraars, zouden
door den Vorst benoemd worden, met goedkeuring van den aartsbisschop. Den
11en Juli volgt een verbod in de groote seminarien studenten te ontvangen
die het Wijsgeerig College niet doorloopen hebben; en het verbod tegen
degenen die in den vreemde zouden gaan studeeren, wordt ook op de
toekomstige seminaristen toegepast.
"Die noodlottige besluiten zijn misschien de ergste misslag in de regeering
van koning Willem I en zij getuigen van eene groote verblindheid, van een
jammerlijk Staatsbeleid". Hoe kon de Konin
|