ende op de gevolgen die een officieel bezoek kan hebben, ondernam
Willem, eene omreis in de Zuidelijke Provincien. Overal zag hij de blijken
van welstand en voorspoed; het feestelijk onthaal dat hem daar te beurt
viel versterkte hem in de overtuiging dat de aanvallen tegen zijne
regeering gericht, slechts het werk van enkele opruiende dagbladschrijvers
waren, en dat de gisting niet tot in de massa gedrongen was. Tijdens zijn
bezoek aan Luik (23en Juni 1829) kon de begoochelde Vorst niet nalaten zijn
antwoord aan het gemeentebestuur van Luik met de volgende woorden te
eindigen: "Ik zie nu wat ik moet denken over de zoogezegde grieven waarover
men zooveel gerucht gemaakt heeft. Dat is aan enkele bijzonderen te wijten
die uit eigenbelang handelen. Dit is een schandelijk gedrag!..." Dit
onvoorzichtig smaadwoord tegen de opstellers der vertoogschriften gericht,
kreeg zooveel weerklank, dat Willem's oogen hadden moeten opengaan. Te
Brugge stichtte Constantijn Rodenbach dadelijk, in clericale navolging der
"Geuzen" van de 16e eeuw, de _Orde der Schande_ (Ordre de l'Infamie), die
op hare kenteekens de leus voerde: "Trouw tot aan de schande!" (Juli 1829).
Bij het opgehitste lagere volk ontstond een ware haat tegen den Hollander
en al wat Hollandsch was.
Het koninklijk bezoek had dus geenszins de bedaring verwekt die men
verhoopt had, wel integendeel. Ziende dat de nieuwe wet op de drukpers de
liberalen niet gestild had, besloot de regeering aan de katholieken zekere
toegevingen te doen, om de Unie te trachten te verbreken en de vrijzinnige
oppositie in toom te houden.
Immers ook te Rome had Paus Leo XII het verbond van de Belgische
katholieken met de liberalen met een zeer kwaad oog aanschouwd; duchtende
voor 't gevaar dat die eendracht voor 't geloof kon opleveren, zond hij in
de Nederlanden den zeer vrijzinnigen nuntius Capaccini, die de Belgische
geestelijkheid zou aanmanen niet katholieker te willen zijn dan de Paus. De
kardinaal beijverde zich om het concordaat te doen uitvoeren en kon door
den Koning drie nieuwe bisschoppen, namelijk voor Luik (Van Bommel), voor
Gent (Van de Velde) en voor Doornik (Delplancq) doen aanvaarden. Pius VIII,
die intusschen den meer toegevenden Leo XII opgevolgd was, bekrachtigde
hunne benoeming op 18en Mei 1829.
Evenveel genoegen baarde aan de katholieken het koninklijk besluit van 20en
Juni, waarbij het bezoeken van het Wijsgeerig College van Leuven als
facultatief verklaard werd; daarbij
|