Zoo erg was de Koning verbitterd dat hij zeven zijner zuidelijke
Kamerheeren, die eene afkeurende stemming uitgebracht hadden, enkele dagen
nadien afzette.
Bijzondere besluiten brachten het volgende jaar het nieuwe stelsel in
werking. Doch dadelijk werd de persoon van den Koning zoo scherp beschimpt
door spotprenten en pamfletten, dat deze de aanhechting van Belgie bijna
betreurde. Klachten verhieven zich overigens ten allen kante,
niettegenstaande enkele latere wijzigingen aan de toltarieven; onophoudend
werden de zwaardrukkende belastingen op gemaal en geslacht (8 Januari 1823)
aangevallen, en zij zullen in 't vervolg een der hoofdthema's zijn van de
oppositie.
* * * * *
't Is rondom dit tijdstip dat de autoritaire inzichten van den Vorst zoo
klaar uitschijnen; zijne rechtstreeksche tusschenkomst in 's lands zaken
doet zich sterk gevoelen. De bekwame ministers die hem bij den aanvang zoo
knap ter zijde gestaan hadden, had hij een voor een uit den weg geruimd;
hij moest plooibaarder mannen hebben, die eenvoudig de uitvoerders zijner
bevelen en geene raadgevers der kroon wezen zouden; zijne laatste ministers
hebben geen beduidenden invloed gehad op den gang van het bestuur, met
uitzondering misschien van Van Maanen; daarom valt ook op den Vorst alleen
de verantwoordelijkheid der onbehendige en onpolitieke maatregelen der
laatste jaren zijner regeering.
De man, dien Willem tot zijn vertrouweling verkozen had, Van Maanen, had
beurtelings de Fransche Republiek en Bonaparte gediend; bedrijvig en
buigzaam, bezat hij ook de koppigheid van zijn meester, die hem alleen
eenig initiatief liet in zijn ministerie van rechtswezen; hij was de
Belgen weinig genegen, en hij was het, die op ongelukkige wijze de
bewoordingen van 't Verdrag van Parijs herinnerende, Belgie een uitbreiding
van Hollands grondgebied noemde en Hollands oppermacht uitriep. 's Konings
werktuigen waren de andere ministers, en voornamelijk die Staatssecretaris
Van Streefkerk, dien men vergeleek bij eene klok, stom of luidend naar
geliefte des Vorsten.
[Figuur: C. F. van Maanen]
Willem's gedrag wijkt niet veel af van dit der verlichte despoten der 18e
eeuw en in meer dan een opzicht biedt hij eene treffende overeenkomst met
Keizer Jozef II aan. Zijn strijd om het onderwijs onafhankelijk te maken
van de katholieke geestelijkheid bewijst dit volkomen.
Volgens art. 226 der Grondwet was het openbaar onderwijs het voorwerp
|