het Wijsgeerig College
van Leuven opofferde. Fel aangevallen in de liberale dagbladen en
voornamelijk in den _Courrier des Pays-Bas_ door de pen van den heftigen
Louis de Potter, zocht de regeering de waarde van het concordaat en van de
pauselijke bulle te verzwakken. Reeds op 5en October zond Van Gobbelschroy
een vertrouwelijken omzendbrief aan de gouverneurs, om hun te laten weten
dat de invloed des Konings op de benoeming der bisschoppen grooter was dan
't concordaat liet vermoeden, dat niets veranderd was aangaande het
onderwijs der seminarien, dat het volgen der leergangen in het Wijsgeerig
College eenvoudig van verplichtend, vrij geworden was, en eindelijk dat men
alle overeenkomst tot het bezetten der ledig staande bisschoppelijke zetels
zou verdagen. Om de liberalen te paaien, deelde zelfs Van Gobbelschroy,
die met Louis de Potter bevriend was, dien omzendbrief aan den publicist
mede, die zich verhaastte hem in zijn dagblad af te kondigen.
[Figuur: J. M. Schrant]
Die mededeeling (14en October 1827) en het wezenlijk behoud van het _statu
quo_, verwekten bij de katholieken eene geweldige verontwaardiging. Van dan
af hernam de strijd der geestelijkheid tegen de regeering met nieuwe woede.
Gesterkt nog door het voorbeeld van Frankrijk, waar een katholieke prelaat
de _Universite de France_, dat is geheel het onderwijs, bestuurde, en waar
Karel X de wet op de heiligschennis had doen aannemen, begonnen de
Belgische priesters het onderwijs der professoren van de hoogescholen en
athenea aan te klagen, donderden zij van op den preekstoel tegen de
"_Duivelscholen_" en verdoemden het "_Schoolvee van Van Gobbelschroy_".
Pastoor Schrant, van Amsterdam, die in de oogen zijner Zuidnederlandsche
collega's de onvergeeflijke zonde begaan had een leerstoel aan de
Hoogeschool te Gent te aanvaarden, moest dit bezuren. De katholieke
dagbladen kondigden de lijsten af der leden van het _Nut van 't Algemeen_,
aan welke de priesters besloten de absolutie te weigeren. Nooit had de
schoolstrijd zoo erg gewoed. In hunne redevoeringen en preeken gingen
zekere dorpsherders zoover, dat de Regeering ze voor de rechtbank moest
dagen en laten veroordeelen. De katholieke vertegenwoordigers in 't
Parlement, wier verzet tot dan toe eerbiedig en bedaard geweest was, namen
insgelijks eenen heftigen toon aan.
Had dan nog de regeering op den steun der liberale partij kunnen rekenen;
maar door hare halsstarrigheid in het weigeren van zekere politieke
|