g kon prijzen. Die strijd van Hollanders en Belgen zij aan zij, droeg
veel bij tot eene toenadering tusschen beiden. De Nederlandsche Leeuw werd
te Waterloo opgericht als een gedenkteeken van Europa's bevrijding en van
Nederlands roemrijk aandeel in die overwinning.
Het Congres van Weenen erkende Willem als koning der Nederlanden, als
belooning voor zijne krachtdadige tusschenkomst; en door het tweede Congres
van Parijs verkreeg hij eene uitbreiding van grondgebied, n.l. het
hertogdom Bouillon, Philippeville en Mariembourg (20en November 1815).
Uit een oeconomisch oogpunt was het Rijk, waarover Willem nu heerschte, eene
prachtige schepping; nooit was een land zoo plotseling in een zoo
voordeeligen toestand geplaatst, want het was tegelijkertijd machtig door
de rijkdommen van den grond, den handel en de scheepvaart. Bezat Holland
groote havens, waar onophoudend de belangrijke handelsvloot van hare
millioenrijke kooplieden de schatten van het weelderige Insulinde of van
andere kolonien binnenvoerde, Belgie, met zijne vruchtbare landouwen -- de
klassieke grond van landbouw en veeteelt -- met zijne ijzer-, kool- en
loodmijnen, door eene nijverige bevolking uitgebaat, vond in zijnen grond
de schatten, die Holland op den Oceaan zocht. Beide landen vulden elkander
aan.
Overigens, was het volk in twee groote afdeelingen gesplitst en in vele
opzichten gescheiden, in andere opzichten hing het samen; er bestond meer
dan een overgang tusschen de twee landstreken, dien men tot het vormen van
een gemeenschappelijk leven kon benuttigen. Doch evenals alle willekeurig
geschapene inrichtingen, bezat dit kunstmatige rijk slechts weinig vastheid
op zich zelf, en het moest recht gehouden worden door de talenten van zijn
Vorst.
[Figuur: Willem I]
Deze Vorst, wien de moeilijke taak was opgedragen, de samensmelting van
deze twee landen te voltooien, bezat groote hoedanigheden. Hij was een
toonbeeld van huiselijke en persoonlijke deugden; hij onderscheidde zich
door zijne minzaamheid en rechtschapenheid; hij was zeer verstandig en
bezat een sterk geheugen.
Willem I streefde er naar, de genegenheid zijner onderdanen te winnen, en
verleende op gestelde dagen, iedere week, gehoor in zijn paleis aan groot
en klein, arm en rijk. Zeer werkzaam, strekte hij zijne bedrijvigheid uit
over bezigheden van zeer uiteenloopenden aard.
Maar de Vorst was ook een man van zaken, dien de geldzucht bijna tot de
gierigheid dreef. Zijne verwaandheid ove
|