werd het voorstel
der regeering door al de Hollanders en door twee Belgische afgevaardigden
(De Mean en De Merode) aangenomen.
Het was zoo moeilijk om de artikelen te doen aannemen, over de volkomen
geloofsvrijheid, over de gelijke bescherming van alle godsdiensten en over
de benoembaarheid van alle burgers tot de openbare ambten, dat het noodig
was de verplichting in zake gewetensvrijheid in te roepen, door de groote
Mogendheden in het Protocol van Londen of Verdrag der acht artikelen den
Koning opgelegd; dit werd nu eerst aan de bevolking bekend gemaakt.
Nauwelijks was het ontwerp opgesteld (18en Juli 1815), of de Raad van de
Kroon stelde een lijst der Belgische notabelen op, die de Grondwet zouden
aannemen of verwerpen. Ze waren ten getale van 1600, een per twee duizend
inwoners, en werden benoemd door een soort van bekrachtigende stemming door
middel van het algemeen stemrecht. Het ontwerp van Grondwet was, op
voorhand, in 't geniep medegedeeld aan de bisschoppen De Broglie van Gent,
Pisani van Namen en Hirn van Doornik. Den 28en Juli richtten zij
_Eerbiedige Opmerkingen_ tot den Koning, waarin zij de gewetensvrijheid als
eene gevaarlijke nieuwigheid bestempelden, en zich beklaagden dat de
geestelijkheid, vroeger de eerste stand in den Staat, nu uit de wetgevende
vergaderingen en uit de lijst der notabelen gesloten was, en dat zij niet
eens het recht bezat de onwaardigen van deze lijst te schrappen. Daar de
Koning aan die eischen geen gehoor gaf, besloot de strijdlustige en
dweepzieke bisschop van Gent in het perk te treden.
In zijn herderlijken omzendbrief van 2en Augustus verbood hij aan al de
notabelen van zijn bisdom voor de nieuwe Grondwet, die de vrijheid van
godsdienst en de gelijkheid van de eerediensten waarborgde, te stemmen. Het
gevolg was dat, terwijl de Staten-Generaal in Holland eenparig de Grondwet
aannamen, de Belgische notabelen, op 18en Oogst 1815 te Brussel vergaderd,
met 796 stemmen tegen 527, diezelfde Grondwet verwierpen. In de vier
arrondissementen van Oost-Vlaanderen telde men slechts 67 stemmen voor en
168 tegen. Bijna al de ontkennende stemmen waren gegrond op de artikelen
190 en volgende, aangaande de gewetensvrijheid; 126 briefjes hadden dit
uitdrukkelijk verklaard.
De Koning, die zulks niet verwacht had, en overigens gebonden was door het
Verdrag van Londen, toonde zich erg verbolgen. Nochtans, daar het ontwerp
de meerderheid had in de Nederlanden door de eenparige stemmen van de
|