in 't
zout is gelegd," zeide Mejuffrouw Blaek, lachende: "nu, gij zult het
toch van Santje wel willen hooren?--waar zijn de oudste zusters voor,
zoo niet om haar broeders wat in toom te houden?...--ofschoon ik vrees,
dat gij nu haar plak wel ontwassen zult wezen."
"Ontwassen! daar twijfel ik aan: zij zal mij zoo lang bruien, tot zij
een man heeft, om dien te regeeren.... _Apropos_, weet UEd. ook of er
zich al een voor haar heeft opgedaan?"
"Zoo ik haar vertrouweling ware," zeide mijn nieuwe kennis met een
fijnen glimlach, "zoude ik mij wel wachten, u iets te zeggen van hetgeen
ik weet:--en in allen gevalle wil ik haar van het genoegen niet
versteken om zelve u dienaangaande de noodige mededeelingen te doen."
"O hemel!" hernam ik, "dan zal ik niets vernemen, voor en aleer de
voorzanger in de Oude Kerk, met zijn neusstem, aan de gansche gemeente
verkondigt, dat er trouwbeloften bestaan, tusschen den Heer N.N. en
Mejuffrouw Suzanna Aletta Huyck."
"Ik vlei mij, dat zij wel wat vertrouwelijker met u zal wezen. Ten
minste, zoo ik oordeelen moet naar den toon, waarop zij altijd over u
sprak, mag ik besluiten dat zij niet weinig van u houdt."
"Zij heeft u dus over mij gesproken," zeide ik met levendigheid: "dat
verheugt mij recht; want dan ben ik u niet geheel onbekend."
"UEd. schijnt derhalve te gelooven, dat zij u in uwe afwezigheid niet
benadeeld heeft," zeide Mejuffrouw Blaek: "en dat gij meer verplichting
aan haar hebt, dan men uit uwe woorden van zooeven zoude opgemaakt
hebben."
"Wel, daarvan ben ik overtuigd," zeide ik: "verre van mij, zal zij niets
dan goeds van mij zeggen;--maar wee mij, wanneer ik weer voor haar oogen
verschijn."
"Dat is de ware vriendschap," zeide Mejuffrouw Blaek: "iemand zijn
fouten in 't aangezicht te zeggen en achter zijn rug hem te
prijzen:--maar wees slechts niet te hoovaardig. Zij wist uw brieven soms
op zulk een kluchtige wijze te ontleden en met aanmerkingen te
versieren, dat gij er meer dan eens deerlijk afkwaamt."
"Hoe!" herhaalde ik, terwijl ik een gemengd gevoel van blijdschap en
spijt ondervond: "zij heeft u mijn brieven laten lezen?"
"Immers uittreksels daarvan ... beschrijvingen van landen en steden,
zeden en gewoonten, en uw aanmerkingen daarover: ik kan niet ontkennen,
dat zij mij dikwijls vermaakt hebben."
"Helaas!" riep ik uit, een bedrukten toon aanwendende: "vermaakt!
wellicht ten koste van den armen schrijver, die zich na de
vermoeienissen van den dag u
|