richt. De kinderen zijn even kalm en zwijgend als
hun vader: zeer zelden zal men hen zoo luidruchtig en vroolijk zien
als de kinderen bij ons in Europa.
In den omtrek van Malakka verandert het landschap van karakter:
het woud verdwijnt en de hutten van bamboe worden vervangen door
sierlijke, smaakvolle villa's, voor het meerendeel toebehoorende
aan chineesche kooplieden, die hun fortuin gemaakt hebben en zich nu
hier komen vestigen, ver van de drukte en het gewoel van Singapore en
Penang. Hunne fraaie equipages maken eene schitterende vertooning naast
de armzalige inlandsche rijtuigjes van de aanzienlijke Maleiers, altijd
opgevuld met vrouwen van allerlei leeftijd, die zich bij onze nadering,
voor den vorm, het gelaat bedekken met haar mousselinen sluier.
De steeds dienstvaardige pater Pouget brengt ons naar de missie van
Ayer Salak, waar wij ons vrij lang in het latijn onderhouden met
jonge Manthras, die hunne opvoeding ontvangen hadden in het kleine
seminarie te Penang. Met den beminnelijken geestelijke gaan wij ook
een bezoek brengen aan het gesticht der zusters van het heilige kind
Jezus, meer bekend onder den naam van Dames van Saint-Maur: welk
gesticht een succursaal is van dat te Singapore. In deze kostschool,
waaraan tevens een weeshuis voor meisjes verbonden is, vindt men
vertegenwoordigers van alle rassen, die het land bewonen. Een fransche
zuster, bijgestaan door eene engelsche, is sedert twintig jaren belast
met het bestuur dezer inrichting: het zou inderdaad niet gemakkelijk
zijn, een voorbeeld te vinden van edeler toewijding, van grooter ijver
en van een beter besteed leven. Alle kinderen zijn even vroolijk
en opgewekt: zij zien er zeer netjes uit en leven onderling in de
beste verstandhouding, ondanks het verschil van ras; zij zongen voor
ons eenige fransche liederen, die zeer goed klonken. De superieure,
die zeer zeker tot oordeelen bevoegd is, verzekert ons dat de kleine
Manthras door gehoorzaamheid en gewilligheid ver uitmunten boven
hare andere leerlingen. Maar de meisjes, die in het weeshuis opgevoed
worden, keeren nooit naar haar stam terug: doorgaans trouwen zij een
Chinees, die haar een behoorlijk bestaan kan verzekeren.
Den 13_den_ Juli gaan wij aan boord van de _Japan_, waar wij een
maleischen rajah en zijne echtgenoote aantreffen. Ook deze boot
behoort aan eene chineesche maatschappij. Den volgenden dag werpen
wij het anker uit op de reede van Singapore. De heer Brasier de Thuy,
directeur
|