anieren.
Toen Elze, aan de zijde van haar gemaal, langs de diep buigende
dames naar het altaar ging, trof een zacht gemompeld woordje haar,
als een scherpe pijl, die door haar geluk heendroeg, en haar hart
wondde. Een der eeredames had "boschvrouwtje" gefluisterd.
Elze werd bleek; toen, haar man, den prins, aanziende, hief ze haar
hoofd fier op, denkende: wat kan mij treffen, als hij mij beschermt...?
De prins had niets gehoord; en zijn ernstig, edel gelaat blonk,
of er van binnen een lichtje in brandde.
In het begin leefde Elze als boven de aarde. Iedereen was even goed
voor haar. Overal waar ze verscheen, kwam een lach van vreugde,
of een juichkreet haar begroeten; en als ze in haar klein wagentje,
door een wit paardje getrokken, als een mooie, witte bloem door de
straten der hoofdstad reed, wierp jong en oud hoeden en mutsen in de
lucht, en brachten alle kinderen haar bloemen, zoodat ze haar paardje,
dat ze zelf mende, in moest houden, om hen een voor een te kussen. Ze
bleef altijd in 't wit gekleed; en wit werd dan ook de modekleur; want
iedereen trachtte haar kleeding en manieren na te bootsen, denkende
daardoor haar aangeboren bevalligheid machtig te kunnen worden.
Haar portret werd overal aangebracht, waar het maar eenigszins kon;
en beroemde kunstenaars maakten beelden, waarop haar gezicht prijkte,
met een vreemd lachje van steen.
De prins had haar zeer lief; hij begon iederen dag meer haar helder
verstand en goed hart te waardeeren.
Ook de oude koning zocht haar, als een zonnetje dat zijn uitdoovend
leven verwarmde; en als de gedachte aan haar vader af en toe niet als
een nevel voor haar geluk had gehangen, zou Elze volmaakt tevreden
zijn geweest. Wel zond hij haar iederen dag een duif met een groet,
en stuurde zij hem groeten en berichten dat zij gelukkig was; maar
soms droeg de witte duif op haar zachte veeren een helder-schitterenden
droppel mee....
--Dat is een traan van Elze! zei de oude man dan. Vreugdetranen
schreit men alleen als men geleden heeft; en Elze heeft nooit geleden.
Dan streelde hij de duif lang over het gladde lijfje, en gaf haar en
de andere duiven het eten dat ze het liefst hadden..................
Toch, eerst bijna onmerkbaar, doch langzaam aan duidelijker,
versomberde het gelaat van den prins. Niet dat hij minder lief voor
Elze was, maar hij werd stiller; en soms, met een kus, verliet hij
haar plotseling. Ze lette op, of de oude koning veranderde in zijn
ged
|