FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   >>  
t ze door onnoodige drukte de aandacht hoefde te trekken. Ze wist wel, dat een korten tijd van 't jaar er niets mooiers was dan zij; en dat vond ze genoeg. Ze sloot zich dicht aaneen met haar broers en zusters, om door vereende krachten nog hooger schoon te bereiken, van zacht-paarse weelde, die wijd uitlag, stil en onbewogen, wetende dat 't zoo goed was. De erica vertelde het met een klein airtje van stijf-deftigheid aan de eenvoudige gele brem, die toch ook haar best deed; en die dacht er over. Ze probeerde even over de erica heen te kijken, om het blonde kind te zien. De blauwe klokjes, hier en daar gebogen luisterend tusschen het gras, hoorden het vanzelf; en ze bengelden heen en weer op hun dunne, van boven even omgebogen stengeltjes, om de aandacht te trekken als het kindje komen zou in het dal. Ook de lage eiken, struik-eiken, die als broedende vogels langs het dal zaten, hoorden het. Ze wierpen hun blader-takken over en onder elkaar, en breidden ze, waar ruimte was, ver over den grond uit, een beetje lui lijkende. Ze hielden 't verhaaltje tusschen hun rond-getande bladeren vast, waar 't bleef hangen. Dan nog hoorden het de droomerige larixen, en bepeinsden het tusschen hun blauwe ruimte, niet goed begrijpende. Ook vertelde de erica het in een mededeelzame bui aan de donkere dennen, die het zongen in hun kruinen, en aan de hooge eiken, die het wijs, als sterke mannen, die 't leven kennen, niet verder zeiden. Ook hoorden het de blank-grijs beplekte berken, met hun bladeren als vallende tranen, alleen, of in groepjes bij elkaar staande: ranke, slanke vrouwen lijkende, een beetje geneigd tot treuren. Ze lispelden het in hun licht-bewogen loover, niet zeker van vreugde; te gevoelvol; te angstig. Zoo wist weldra het gansche dal van het blonde kind; en zoo ver de boomstammen droegen, hoorden de wijkende bosschen het verhaaltje in vage klanken, en vingen 't op, en zongen 't ook, telkens vager. Toen het winter werd, zag het beekje een langen tijd het blonde kind niet. En onwillig deed het weer zijn werk, kortjes mopperend over 't zware molenrad heen. Het zag wel den witten man, die in den molen woonde, juist als in den zomer met zijn knechts zakken in den molen dragen, die op wagens, met breede, dampende paarden er voor, gebracht werden. Het zag hem soms, als er geen werk was, en 't rad rusten mocht, op het verweerde brugje staan bij de drie boomen, het dal inziende, dat loom te wachten lei; maar de bleeke vrouw
PREV.   NEXT  
|<   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   >>  



Top keywords:

hoorden

 

tusschen

 

blonde

 

blauwe

 

vertelde

 

elkaar

 

zongen

 

bladeren

 

verhaaltje

 

beetje


lijkende

 

ruimte

 

trekken

 

aandacht

 

weldra

 

gevoelvol

 

loover

 

vreugde

 
gansche
 

angstig


droegen

 
vingen
 

telkens

 

klanken

 

bewogen

 

wijkende

 

bosschen

 

boomstammen

 

treuren

 
beplekte

berken
 

vallende

 

tranen

 

kennen

 
verder
 
zeiden
 
alleen
 

geneigd

 
winter
 

lispelden


vrouwen

 

slanke

 

groepjes

 

staande

 

beekje

 

rusten

 

verweerde

 

gebracht

 

werden

 

brugje