n de rups die vlinder wordt, en van de vogels die tot
voedsel worden aan andere vogels, en van insecten die leefden van
doode dieren, en zelf op hun beurt weer dienen moeten, om leven te
doen voortduren in anderen vorm; maar uw dood, den dood der menschen,
ken ik niet. Ik ken alleen den dood die ten leven is, en de wisseling
van stof in stof, en het leven dat door stof voortleeft in stof. Ik
ken het leven dat altijd leeft, telkens in andere gedaante, en den dood
die is, om leven te doen geboren worden in nieuwen vorm. U kan ik dien
dood niet geven; want gij zijt jong, en moogt niet sterven. Ook weet
ik dat de dood der menschen een verschrikking is, die niet behoort
in mijn rijk.
--Ik kom u niet vragen den dood der menschen; ofschoon dat ook wellicht
de dood is die tot leven strekt, evenals de dood in uw rijk; want
wij vreezen wat wij niet weten, maar wij weten niet veel.... Ik kom u
vragen den schijndood, dien gij des winters uw woud laat sterven! Ik
kom u smeeken den tooverdrank dien gij dan bloemen, boomen en planten
laat drinken, waardoor ze dood lijken, totdat het hun tijd is om weer
te ontwaken.
Ik wilde vier dagen en vier nachten gestorven schijnen, om dood te
zijn in een leven dat mij te zwaar wordt, en waarin ik tot last ben
aan degenen die ik liefheb ... om later weer terug te keeren tot het
leven dat vrede was ... al was het geen geluk.
Peinzend zag de Boschgeest op Elze neer.
--Ik zal u geven wat ge vraagt. Ge zijt schoon, en ge lijdt; en
wie lijden heb ik lief, en schoonheid heb ik lief ... daarom wil ik
u helpen.
Zorg dat ge in dit bosch begraven wordt. Stel dit als uw laatsten wil
vast. Ik zal u dan verlossen uit uw schijndood, en u brengen waar ge
veilig zult zijn: bij uw vader.
Nu haalde de Boschgeest uit zijn rijk geplooid, donker-groen-glanzend
kleed een bloem van wonderen vorm te voorschijn, en reikte haar
Elze toe.
--Leg deze bloem op uw borst als ge slapen gaat; en laat verder alles
aan mij over.
Elze kuste dankend de handen van den Boschgeest, en sloop met haar
schat door niemand opgemerkt het paleis binnen.
Den volgenden dag wendde zij zware ongesteldheid voor; en hield
zich zoo ziek, dat de prins en de oude koning zich zeer bezorgd
maakten. De bekwaamste geneesheeren werden geraadpleegd; die, niets
van Elze's ziekte begrijpende, vreemde namen verzonnen, waarachter
zij hun onkunde verborgen.
Geduldig nam Elze de drankjes in die men voor haar bereidde; met een
smart
|