FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89  
>>  
Het waren niet alleen pijnbosschen, het waren ook lage eikestruiken, met hun rondgetande bladeren dicht bij elkaar schuilende; en wazige larixbosschen, waarin droomerig-blauw de ruimte tusschen de stammen wegdoezelde het duister in: vreemde, zwijgende bosschen, waar zelfs de wind geen toegang vond, en waar niets groeide dan de onbeweeglijke boomen, welker harde, bladerlooze takjes beneden aan de stammen in elkaar grepen, onontwarbare raadsels voor de oogen vormende. Ook waren er alleenstaande dennen, hun takken uitgooiende waarheen ze wilden; hun groei gansch volbrengende zonder dat ze behoefden te vragen of ze hun buurman hinderden; in volle kracht opstrevende uit den met erica en heigras begroeiden grond; zich gevende zooals ze voelden dat ze moesten zijn; niet belemmerd in hun groei door hinderlijke nabijheid van natuurgenooten; die lucht en licht namen, daar waar zij, zoo ze hun vollen wasdom wilden bereiken, die lucht en dat licht noodig hadden. Ze waren weelderig, mooi en karaktervol, zooals al wat onbeperkte vrijheid rondom zich weet, en alleen streeft naar hoogste kracht van uiting. Door het dal gleed een beekje. Dat beekje bracht het donkere rad van den watermolen in beweging. Het was er heel stil, en ver van de plaatsen waar menschen huizen hebben neergezet: veel huizen, dicht bijeen, waarin ze wonen, vlak bij elkaar, zoo min mogelijk vrijheid om zich heen hebbende. Waar het beekje langs den molen gleed, lag een verweerde, steenen brug over hem heen, het dal met den molen verbindende. Achter den molen, glooiden heuvels door larix-bosschen beklommen; en slingerend doorstreepte hen een door wagensporen getrokken pad, dat wagens met zakken vol tarwe en mais naar den molen leidde. Langs het beekje, tegen de glooiende oevers, groeiden bramen, distels en hooge grashalmen met gepluimde toppen, die wuifden en bogen als de wind hen even streelde. Bij de verweerde, steenen brug, die een boog welfde over het beekje, groeiden sierlijke brandnetels. De menschen houden niet van de brandnetels, nu. Maar de lieve God, toen hij de wereld had geschapen, en al de planten en boomen en bloemen er op, vond hen heel mooi. En toen Hij de menschen had geschapen naar zijn beeld, wist Hij, dat de menschen hen ook mooi zouden vinden. Om hen dus te beschermen voor de menschen, die begeeren wat ze mooi vinden, gaf Hij den brandnetels een verdedigingsmiddel. Daarom kunnen ze nu ongestoord groeien; want ze branden,
PREV.   NEXT  
|<   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89  
>>  



Top keywords:

menschen

 

beekje

 

brandnetels

 

elkaar

 

zooals

 

wilden

 

kracht

 

groeiden

 

vinden

 

geschapen


steenen

 

vrijheid

 

huizen

 

verweerde

 

stammen

 

alleen

 

bosschen

 

boomen

 
waarin
 

mogelijk


zakken

 
droomerig
 

leidde

 

wagens

 

bladeren

 

bramen

 

distels

 

oevers

 

glooiende

 
wagensporen

Achter
 

glooiden

 

verbindende

 

wazige

 
schuilende
 
heuvels
 
doorstreepte
 

hebbende

 
larixbosschen
 

slingerend


beklommen

 

getrokken

 

toppen

 

zouden

 

pijnbosschen

 

planten

 

bloemen

 

beschermen

 

ongestoord

 

groeien