FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83  
84   85   86   87   88   89   >>  
licht uit zijn klare oogen, wekte zacht zilveren nachtegalen-lied. En het woud sliep, en droomde. En fluister-sleepend langs blaadjes en bloemen, die den zoom van zijn groen kleed kusten, ging de Boschgeest zacht over het zachte mos; en waar hij ging, golfden geuren luchtig op, staken luie glimwormpjes snel hun lichtjes aan, en zeiden krekeltjes hun vredig geluk. Zoo ging hij langzaam rond door het woud, met een zachten lach in den ernst van zijn oogen. Daar, plotseling, werd de stilte verbroken; takjes kraakten, blaadjes bewogen, en een lichte gestalte kwam: Elze, die den Boschgeest zocht. Afwerend strekte hij de handen uit; want menschen waren niet zijn vrienden; maar langzaam zonk Elze voor zijn voeten, zoo zijn hand-gebaar tot een zegening makende; en met een bede in de droeve oogen strekte ze hulpzoekend haar handen naar hem uit. Toen, bij het licht dat straalde uit zijn eigen oogen, zag de Boschgeest dat het Elze was. Ze boog zich tot den zoom van zijn kleed en kuste het, zooals de bloemen en blaadjes het hadden gekust; en vriendelijk hief hij haar op, vragende: --Elze, wat zoekt ge mij? --Het leed zendt me tot u om hulp en vrede. --Elze, is er geen ander hart waaraan ge kunt rusten dan het mijne? Kan niemand u helpen dan ik? --Menschen kunnen niet troosten in leed!... --Elze, waarom hebt ge mijn rijk verlaten? --Om de Liefde te volgen. --Kan die u niet troosten? --Niet in het leed, dat ze geeft onder de menschen. Alleen in uw rijk is ze vlekkeloos mooi, en geeft ze eindeloos geluk. --Wat kan ik u geven? Ik had u lief, Elze, meer lief dan de andere menschen: ik kende u, zooals gij mij ... wat kan ik voor u doen?... Keer weer tot uw vrede in mijn rijk, Elze! als leed u wacht, daar waar Liefde u leidde. --Ik kom u den dood vragen! Zacht lei de Boschgeest zijn arm om Elze's schouder; en haar voerende onder zware, duister-spreidende eiken, deed hij haar neerzitten aan zijn voeten. Toen lei hij zijn hand op haar hoofd, dat ze moe vlijde tegen zijn koel kleed, en zei: --Ik ken niet uw dood: den zwarten, afzichtelijken dood der menschen. In mijn rijk is geen dood. Uit de verbloeide bloem zweven gepluisde zaadjes, nieuw leven zaaiende in de aarde; haar verdorde blaadjes geven later voedsel, dat andere bloemen en planten doet leven. Ik ken den dood van het licht dat voortleeft in het duister, en den dood van het duister dat zich oplost in licht, telkens weer. Ik ken den dood va
PREV.   NEXT  
|<   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83  
84   85   86   87   88   89   >>  



Top keywords:

Boschgeest

 
menschen
 
blaadjes
 

duister

 

bloemen

 

handen

 

voeten

 

strekte

 
troosten
 

andere


Liefde

 

zooals

 

langzaam

 

verlaten

 

nachtegalen

 

vragen

 

kusten

 

leidde

 

eindeloos

 

vlekkeloos


sleepend
 

Alleen

 
fluister
 

droomde

 

volgen

 

zilveren

 

schouder

 

zaaiende

 

zaadjes

 

gepluisde


verbloeide

 

zweven

 

verdorde

 
oplost
 

telkens

 

voortleeft

 

voedsel

 
planten
 

neerzitten

 

spreidende


voerende

 

zwarten

 

afzichtelijken

 

vlijde

 

kunnen

 

zegening

 

makende

 

gebaar

 

droeve

 

krekeltjes