FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   >>  
air van meerderheid neerziende op stekelige distels met paars-roode bloemtoppen, die er uitzagen alsof ze 't niet konden helpen, en zich nu maar gaven zooals ze waren, hun rechte, vorm-looze bloemblaadjes opstekend zonder pretentie van mooi-doen. Bij de brug stonden drie boomen. Een sterke, rechte populier in 't midden, en twee gebogen wilgen aan weerszijden. De twee gebogen wilgen wendden zich van den rechten peppel af, of ze hem alleen wilden laten.... Bij het zwarte molenrad was het altijd schemerdonker. Boven de wilde rozen uit stonden eenige dennen, den rozestruiken plaats inruimende laag bij hun stammen, maar van uit de hoogte schaduw leggende over het rad en een gedeelte van den molen. Daardoor kon men in het dal het molenrad niet zien; alleen hooren. Eentonig suisde het weg door het dal, als het geluid van een watervalletje dichtbij gevende. Het suisde rust en vrede door het dal, stil-ijverig doorwerkende, dagen en nachten, zomers en winters, als het in beweging was gezet. Want de vorst, hoe machtig ook, kon het dartele beekje niet stremmen. Telkens ontsnapte het aan de boeien, die het nauwer en nauwer insloten en huppelde langs de bevroren kanten of langs de schitterende sneeuw, ijverig zijn werk doende, hoewel de heele natuur rustte rondom. Alleen de altijd groene dennen zeiden: wij storen ons ook niet aan den winter; net als jij! En het beekje vertelde dan korte, stoute vertelseltjes aan de dennen, vol lachjes van ingehouden pret, en spotte met den witten wintervorst, die geen macht over hem had. Dan lachten de anders sombere dennen mee, en dan schudde de zware laag sneeuw-diamanten op hun neerhangende takken, die met moeite de vracht vasthielden. En de maan, de klare, strakke winter-maan lachte ook, als ze de zon, die altijd vroolijk is, kwam vervangen. Alleen als de zon en de maan wegbleven, stonden de dennen vreemd in den mist, en werden triest. Dan zwollen aan hun donkere naaldtakken zware, dikke tranen, en vielen eentonig in 't korte gras dat in winterslaap kwijnde. Maar het beekje werkte door, en gleed langs de kale oevers, waar de bloemen dood waren, in vroolijken ijver. Het gleed door het dal, langs de denne-bosschen, die zacht van de lente zongen, blij dat ze groen mochten blijven. Het gleed verder langs de plaatsen waar menschen wonen, dicht bijeen, en vertelde, wat menschen niet verstaan ... meestal niet. Het vertelde van den witten man die in den molen woonde, en van de st
PREV.   NEXT  
|<   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84   85   86   87   88   89   >>  



Top keywords:

dennen

 

beekje

 

stonden

 

altijd

 

vertelde

 

sneeuw

 

suisde

 

gebogen

 

wilgen

 

ijverig


molenrad

 

alleen

 

witten

 

winter

 

rechte

 

nauwer

 

Alleen

 

menschen

 
moeite
 

takken


schudde

 
vasthielden
 

diamanten

 

vracht

 

groene

 

neerhangende

 

zeiden

 

rondom

 

ingehouden

 
lachjes

stoute
 

vertelseltjes

 

spotte

 

wintervorst

 
storen
 
sombere
 
anders
 

lachten

 
donkere
 

zongen


bosschen

 

bloemen

 

vroolijken

 

mochten

 

blijven

 

meestal

 

verstaan

 

woonde

 

bijeen

 

verder