vulde zou kunnen verontreinigen.
"Ik? Ja, ik heb zorg.... Bovendien hindert mij dit alles hier.... Gij
kunt je ook niet voorstellen, hoe vreemd dit alles is voor iemand
zooals ik, die pas van het land komt, zooals bij voorbeeld de nagels
van dien heer, dien ik bij je aantrof."
"Ja, ik zag wel, dat je veel belangstelde in de nagels van den armen
Grinewitsch," sprak Stipan Arkadiewitsch lachend.
"Dat kan ik niet uitstaan," zeide Lewin. "Probeer je eens in mijn
plaats, als buitenmensch, te stellen. Wij plattelandsbewoners zorgen
er voor onze handen zoo te onderhouden, dat men er gemakkelijk mee kan
werken; daarom houden wij onze nagels kort en stroopen zelfs dikwijls
de mouwen op. Hier laten ze de nagels zoo lang mogelijk groeien."
Stipan Arkadiewitsch antwoordde met een vroolijken lach:
"Dit is juist een teeken, dat zij niets met grof werk te maken
hebben. Zij werken met hun hoofd."
"Misschien wel! Maar het komt mij toch vreemd voor, even als dit,
dat wij buitenmenschen ons best doen om zoo spoedig mogelijk verzadigd
te worden en weer gauw aan het werk te kunnen gaan, terwijl wij hier
juist moeite doen om zoo lang mogelijk niet verzadigd te worden en
daarom oesters eten."
"Zeer natuurlijk!" hernam Stipan Arkadiewitsch, "want dit is juist
het doel van alle beschaving, alles met bewustzijn te genieten."
"Als dat uw levensdoel is, dan zou ik nog liever een wilde zijn."
"Dat ben je toch al, alle Lewins zijn wilden."
Lewin zuchtte. Oblonsky roerde terstond de hoofdzaak aan.
"Nu? zijt ge van avond een der onzen, dat wil zeggen bij de
Tscherbatzky's?" vroeg hij, terwijl hij de ledige oesterschalen van
zich schoof en de kaas aansprak. Daarbij knipte hij veelbeteekenend
met de oogen.
"Ja, ik zal daar stellig zijn," zeide Lewin blozend, "ofschoon het
mij toescheen, dat de uitnoodiging van de vorstin niet recht hartelijk
gemeend was."
"Onzin! Hoe kom je daaraan! Dat is zoo haar manier van doen!--Nu,
maatje, breng soep!--Dat is zoo haar manier; groote dame! Ik zal ook
komen, maar eerst moet ik naar de repetitie bij gravin Bonin. Wat,
gij zoudt geen wilde zijn! Hoe is het dan te verklaren, dat ge zoo
plotseling uit Moskou verdwenen waart? De Tscherbatzky's hebben er
mij meermalen naar gevraagd, alsof ik dat weten moest! Een ding weet
ik slechts en dat is, dat ge altijd doet, wat een ander niet doet."
"Ja," sprak Lewin langzaam en getroffen, "gij hebt gelijk, ik ben
een wilde. Dat blijkt echter niet daaru
|