en Rijn uit te breiden. "Sedert den 2en of 3en Augustus, briefde hij aan
De Potter over, heb ik naar Parijs geschreven om te vragen, dat men
rechtuit zou verklaren, of men de Rijngrenzen verlangde, en ik waarborgde
een volledigen uitslag in geval van aanval". Op hunne beurt vertrokken De
Brouckere, Le Hon en De Stassart naar Parijs om er de nieuwe Regeering
nopens hare inzichten te polsen, en zij onderhandelden aldaar eveneens met
de generaals Lamarque en La Fayette en met den leider der Liberalen, Odilon
Barrot, over de inlijving van Belgie bij Frankrijk. Bij hunnen terugkeer
vergaderden de Franschgezinden, op aandrang van Gendebien, in de bureaux
van den _Courrier des Pays-Bas_, om te beslissen hoe men uit de
Juli-Omwenteling partij zou trekken, en op eene stem na, verklaarden zij
zich allen voor de vereeniging met Frankrijk (8en Augustus 1830).
Dienzelfden dag was koning Willem in Brussel aangekomen, en ging den 10en
Augustus met prins Frederik en minister van Gobbelschroy de Brusselsche
Tentoonstelling bezoeken. Met gejuich, door de bevolking onthaald, werd hij
nog in zijne zekerheid gesterkt door de persoonlijke bevestiging van
getrouwheid, welke zekere liberale hoofdleiders aan den prins van Oranje
gegeven hadden, en niet minder door de gematigde taal welke de voornaamste
dagbladen voerden.
Nochtans dachten zekere hooggeplaatste ambtenaren hem te moeten waarschuwen
tegen de schijnbare rust die onder de bevolking heerschte. Immers reeds den
21en Juli had Libry-Bagnano den minister Van Maanen ingelicht, dat hij op
het spoor was van eene verbintenis tusschen de Jacobijnen van hier en die
van Frankrijk; zoodat Gendebien's kuiperijen schijnen uitgelekt te zijn. De
voorzichtige Procureur-Generaal Schuermans raadde den koning aan, de Belgen
nog op zekere punten toe te geven, en wees er op, hoe hardnekkig zekere
kleine pers de populariteit van den prins van Oranje zocht te ondermijnen.
De militaire gouverneur van Zuid-Brabant, graaf de Bijlandt, zag zich
echter de gevraagde vermeerdering van troepen weigeren. Graaf de
Mercy-Argenteau, groot kamerling, bezwoer den Koning nog wat in Brussel te
vertoeven, of ten minste, voor zijn vertrek, het opperbestuur der politie
in de hoofdstad te regelen voor 't geval van onlusten. De vorst stelde hem
met enkele onbepaalde woorden gerust en vertrok den 12en Augustus naar zijn
kasteel van Het Loo in Gelderland; hij beval alleen enkele
versterkingstroepen naar Philippeville en Mariembou
|