ke hulpmiddelen van den grooten schrijver
ten behoeve van het onderwijs aan te wenden, was het te laat. Hij
stak zoo diep in schulden, dat zijne benoeming geen anderen uitslag
opleverde dan eene opschudding te verwekken onder zijne schuldeischers,
die zijn traktement aansloegen en hunne prooi niet meer loslieten.
Toen hij stierf, op 7 Mei 1879, verkeerde hij in de diepste ellende.
* * * * *
Den 22n Juli 1894 werd door het gemeentebestuur van Eisene een
eenvoudig doch treffend gedenkteeken van den beeldhouwer Samuel ter
nagedachtenis van De Coster ingehuldigd.
DE LAATSTE OOGENBLIKKEN VAN CHARLES DE COSTER.
Charles De Coster stierf op 7 Mei 1879, te Elsene, in het huis, dat
den hoek uitmaakt van de Gewijde-Boomstraat, en toen gehuurd werd
door een fruitverkooper. Heel de woning van den grooten kunstenaar
bestond uit de twee kamers op de eerste verdieping: de grootste was
zijn werkkabinet, de andere zijne slaapkamer; daarin stonden een
ijzeren bed, een kleine tafel, een houten kast, eenige stoelen.
Hij had zich den dag te voren te bed gelegd: de pisvloed waaraan
hij leed, en diens noodlottige gezellin, de longtering, waren
plotseling verergerd. Charles De Coster nam zelden zijne toevlucht tot
geneesheeren; een zijner vrienden nochtans, M. Kirkpatrick, verschrikt
over den voortgang van de kwaal, had den heer dokter Vaucleroy,
geneesheer aan de Krijgsschool, ontboden. Toen deze kwam, vond hij
aan de sponde van den zieke eene oppasster, die De Coster in zijn
verheven en grenzenloos medelijden met de onterfden en ongelukkigen,
bij zich genomen had. Deze arme vrouw, die bij den zieltogende waakte,
was zelve het toonbeeld des doods; heel haar aangezicht was ingevreten
door zweren. De geneesheer ging heen zonder hoop den zieke te redden,
maar hij voorzag toch geen dreigenden dood: hij zou 's anderen daags
namiddags terugkomen.
's Anderen daags scheen De Coster zijn nakend einde niet bewust te
zijn, want hij vroeg noch naar zijnen schoonbroeder, noch naar zijne
zuster, die hij aanbad. Doch hij wilde zich omringen van vrienden,
als om zijn lichaam en zijn hart te verwarmen. Hij liet deze roepen,
die in de nabijheid woonden: zoo werden Felix Boure, de beeldhouwer,
en later ik zelf geroepen. Boure was ziek; hij verwittigde zijn
broeder, mede een vriend van De Coster: de heer Boure vond in het
werkkabinet kapitein Mertens die, diep bedroefd, in de kamer van den
zieke niet dorst gaan. D
|