rvatieve," sprak Stipan, "maar daarover later meer."
"Ja, later! Maar ik moest je toch even zien," zei Lewin, en beschouwde
daarbij met iets als haat in zijn blik, Grinewitsch' hand.
Stipa Arkadiewitsch lachte onmerkbaar.
"Waarom draag je nu een Europeeschen en geen Russischen jas?" vroeg
hij, het nieuwe, klaarblijkelijk door een Franschen coupeur gemaakte
kleedingstuk beschouwend, "ja, ik begrijp, dit behoort ook al tot de
nieuwe phase!"
Lewin bloosde plotseling en het was vreemd dit verstandig mannelijk
gelaat met een kinderlijken blos bedekt te zien.
"Waar ontmoeten we elkander? Ik moet je zeer noodig spreken."
Oblonsky bedacht zich. "Zou het niet beter zijn, in plaats van hier in
het cafe een slechte cotelette te verorberen, een paar schreden verder
te gaan en bij Gurin een goed ontbijt te gebruiken? Hoor eens! ga nu
met mij mee ontbijten, dan kunnen wij nog een poosje praten. Tot drie
uur ben ik vrij!"
"Neen, zei Lewin, even nadenkend, ik moet eerst nog een bezoek
afleggen."
"Goed, dan zullen wij samen dineeren!"
"Dineeren! Ja, maar ik heb je niets bizonders te vertellen, ik wilde
je eigenlijk maar een paar woorden vragen."
"Zeg dan die paar woorden dadelijk en het andere bespreken wij van
middag."
"Slechts twee woorden, anders niets bizonders!"
Zijn gelaat nam door de inspanning om die woorden te vinden een
sombere uitdrukking aan.
"Hoe is 't bij de Tscherbatzky's? Alles bij het oude?"
Stipan Arkadiewitsch, die reeds lang wist, dat Lewin zijn schoonzuster
Kitty liefde toedroeg, lachte fijntjes en zijn oogen glinsterden
vergenoegd.
"Gij hebt mij met weinige woorden gevraagd, ik kan je zoo kort niet
antwoorden, want.... Och! excuseer een oogenblik."
Er was een secretaris binnengetreden, die Stipan naderde met
gemeenzamen eerbied en een zeker bescheiden zelfbewustzijn, dat alle
klerken eigen was, daar zij beseften in zaakkennis de meerdere van
hun chef te zijn. Onder den schijn van een verzoek te doen, begon
hij over een bezwaar te spreken. Zonder hem tot het einde toe aan te
hooren, legde Stipan welwillend de hand op den arm van den secretaris
en sprak, terwijl een lach de scherpte zijner woorden verzachtte:
"Neen, gij moet het doen, zooals ik het u gezegd heb," en terwijl hij
hem beknopt uitlegde, hoe hij de zaak opvatte, schoof hij de acten
ter zijde en voegde er bij: "Doe het nu als je blieft precies zoo,
Sacharnikizitsch!"
De secretaris verwijderde zich eenigszins beschaam
|