eder.
Het lied eindigt met den spot van de waarzegster, die Wodan's
naderenden ondergang ziet: "wees Overwinnaar". Maar de spotnaam sluit
een voorspelling in zich: eens zal Wodan Overwinnaar zijn: eens zal
een nieuwe lichtmacht over de duisternis zegevieren.
Het _Voorspellied_ van het einde wordt gezongen: het is herfst. Idoena
zit aan den voet van Schrikesch, en zwijgt. Zij is het beeld van
stille, droeve herfstdagen, als de bladeren van de boomen gevallen
zijn, en de regen stil en onafgebroken stroomt. Niets kunnen de
godsgezanten van de treurende te weten komen, en na vergeefsche
pogingen keeren zij naar Walhalla terug. Alleen Bragi blijft bij Idoena
achter en zwijgt als zij: de vogelenliederen zijn verstomd. De goden
zaten nog aan den maaltijd, verlangend te weten hoe het naderende
onheil kon worden afgewend, en Wodan vroeg nog een nacht te beraden.
De zon daalt achter de bergen, waar reeds koude nevel hangt,--zwijgend
gaan de goden uit elkaar. Nog eenmaal komt een glorierijke,
kleurenweelderige herfstdag over de aarde, maar reeds houdt Helderwit
den hoorn, waarmede de goden tot den laatsten strijd worden opgeroepen.
_Billings dochter_ is de aarde, en tevergeefs werft Wodan om
haar. Zij weert hem af met wintervuren en de fakkels van den noorschen
winternacht en den wolf van den winter. Wodans macht gaat ten einde.
_Wodan's_ woordenstrijd _bij Stormsterk_, is weer zoo een
echt noorsch skaldenspel van wijsheid, waarin, naar vragen en
antwoorden, de germaansche godenleer en wereldbeschouwing besproken
wordt. Stormsterk is onder de reuzen wat Wodan onder de Asen is,
de grootste en machtigste van allen. Beider namen zijn verwant:
Vafthrudnir is de krachtig-waaiende, Wodan de waaiende lucht, de
alles vullende. Stormsterk is wintergeweld, Wodan is zomermacht. De
wedstrijd in wijsheid wordt door Wodan gewonnen: 't is een voorteeken
van het komende herstel na godenondergang. Wodan wint om een woord,
dat Stormsterk niet kende, het woord dat Wodan eens in het oor van
Balder fluisterde, toen deze op den brandstapel lag.
De _Wereldzang der wichelares_ is als een groote aanschouwing van
worden en vergaan,--de mythe van het jaar gezien als de mythe
van het geheele wereldleven. De zienares spreekt van wat hare
extatische oogen van verleden en heden en toekomst doorschouwen in
een ondeelbaar eeuwigheidsmoment: het in den tijd zich uitwerkende,
in wezen tijdelooze leven van de Lichtmacht, Alvader der wereld. Zij
zelf sta
|