gramschap te doen vergeten weefde Thora in kleeden de
voorstellingen van duitsche koningszalen en deensche schepen, en van
heldenspelen en roode schilden en van gewapende heldenscharen. Zij
weefden beiden den uittocht van Siegmond's goudsnavelige schepen,
en zijn strijd tegen Siggeir in het Zuidelijke land.
Grimhilde, de moeder van Goedroen, kwam met vele langbaardige mannen,
die roode wapenrokken en vergulde pantsers en metalen helmen droegen,
en zwaarden hadden aan hun gordelband. Zij kwamen als koningen in het
land waar Goedroen verbleef, en zij brachten kostbare geschenken mede,
en spraken goedige woorden om haar te troosten in het groote leed,
dat zij droeg.
Drie vorsten bogen voor haar neer. Toen bood Grimhilde haar een
beker vol kouden bitteren drank aan. Deze drank was gebrouwen uit
de kracht van de aarde en de zilte zee en zonnestralen, en er waren
allerlei kruiden in en veldgewassen en ingewanden van offerdieren
en zwijnenlever. Rondom op den beker waren allerlei teekenen gegrift
en rood er in gebrand: de lange slang van de heide en een dierenmuil
en korenaren.
Grimhilde sprak tot haar dochter:
--"Goedroen, al het goud zal ik u geven, dat u toekomt na uws vaders
dood, en den burcht en de ringen en heel het heir van koning Lodver
en de dienstmaagden van Boedli, Brunhilde's vader, die loovertjes in
goudstof weven. Want alleen zult gij heerschen over de schatten des
konings,--als Atli's vrouw. Zoek geen vergelding meer voor Siegfrieds
dood en wees goed en gelukkig, dan zult gij zonen baren, alsof Siegmond
en Siegfried nog leefden."
Goedroen echter antwoordde haar:
--"Ik wil niet goed zijn en niet gelukkig, Grimhilde, en ik wil geen
man gelukkig maken, sinds de raven en de wolven vochten om Siegfrieds
bloed. Nooit zou ik Brunhildes broeder nemen, en het past mij niet
den zoon van Boedli kinderen te baren uit innigen bond."
Grimhilde sprak tot haar:
--"Hij is de edelste en de eerste onder de vorsten, Goedroen. Neem hem
tot man. Eens zal de ouderdom tot u komen,--gij zult dan alleen zijn,
wanneer gij hem niet neemt."
Goedroen antwoordde en zeide:
--"Moeder, laat het toch om zoo ijverig den man uit dat onheilsgeslacht
mij aan te prijzen. Hij zal slechts jammer over Goenther brengen,
en hij zal Hagen het hart uitrukken. Geen rust zou ik kennen, voor
ik dien koning van het leven beroofde."
Vol afschuw hoorde Grimhilde de woorden, die haar zonen onheil
voorspelden en verderf aan haar gansche ge
|