ouder werk, dat in de eerste helft dierzelfde, mogelijk ook reeds
in de 12_de_ eeuw ontstaan was. De liederen zelf dateeren--althans
in den vorm, waarin zij tot ons kwamen--uit den tijd tusschen 800 en
1250, zijn echter van verschillenden datum, welke voor ieder lied
afzonderlijk tot heden nog niet is vastgesteld, evenmin als het
land waar zij ontstonden, en dat voor sommige liederen Noorwegen,
voor anderen IJsland is, terwijl een der heldenzangen (de Atlamal,
waarin uitvoerig de ondergang der Nevelingen aan het hof van Atli en de
wraak van Goedroen worden verhaald) waarschijnlijk uit Groenland stamt.
Het is hoofdzakelijk van deze laatste, de poetische of liederen-,
ook wel oude Edda genaamd, dat dit boek de Nederlandsche bewerking
bevat. Enkele godenliederen, welke gelijkberechtigd naast die der
poetische Edda mogen staan, doch in andere handschriften voorkomen,
nam ik er tevens in op, terwijl ik voor de heldenzangen uit andere
bronnen putte wat mij voor een aaneensluitend verhaal wenschelijk
voorkwam, en aan de Eddafragmenten ontbreekt.
Deze bewerking houdt tusschen een vertaling en een vrije omwerking
het midden. Een vertaling van de Edda schijnt mij, buiten academisch
gebruik, in dezen tijd niet meer gewenscht. Voor academici op de
eerste plaats is dit boek ook niet geschreven, al hoop ik dan, dat
de dank, welken ik aan hooggeleerden verschuldigd ben, door hen,
zelfs in den vorm van dit "onwetenschappelijke" werk, welwillend mag
worden aanvaard.
De Edda is mij voor alles een fragmentenverzameling van oud-noorsche
kunstliteratuur: daarom liet ik alles, wat ik literair onbelangrijk
achtte, aan de belangstelling van anderen over. Waar de dichter der
oorspronkelijke liederen zijn mythologische wijsheid lucht, en deze
niet behoort tot den _wezenlijken_ inhoud van het lied, heb ik haar
weggelaten of bekort. De volgorde der strofen veranderde ik, waar
het mij noodig of wenschelijk scheen, om een aaneensluitend verhaal
te verkrijgen, of de dramatische kracht der handeling beter te doen
uitkomen. In de Godenliederen geschiedde dit vooral bij Vermomde en
Roodspeer, van welk lied de oorspronkelijke tekst in alle uitgaven
een strofenvolgorde heeft, welke geen verband houdt met de handeling
in het lied;--bij den Zang der Wichelares, waarin ik de geleidelijke,
door de zienares aanschouwde, wording en verwording der wereld naar den
gang dezer verwording te rangschikken trachtte. In de Levensregels,
die Wodan gaf na den zang
|