es geliefde, maar hij deed het in Goenthers gestalte, en zoo
bedroog hij haar. Toen Brunhilde later het bedrog inzag en erkende,
dat Siegfried de vreeslooze, dat Siegfried dus haar geliefde was,
dien zij slapende verwachtte, Siegfried, nu de man van Goedroen,
kon zij hem daarom van trouwbreuk beschuldigen. Want de trouw van de
liefde begint niet eerst na de lichamelijke liefdedaad: Siegfried had,
toen hij in Goenthers gestalte drie nachten bij Brunhilde verbleef,
zijn scherpe zwaard gelegd tusschen haar en hem,--dat was een teeken,
dat hij haar niet aangeraakt had, en Brunhilde wist dat wel. Nu eischte
zij zijn dood om met hem te kunnen sterven,--dat was het eenige
middel om eeuwig te kunnen samenzijn. Maar voor Goenther, dien zij
aanspoorde tot den moord, kon zij dat niet als reden laten gelden,
en daarom zeide zij, dat Siegfried ook hem bedrogen had in haar. Dat
was geen leugen, dat was een list. Voor Brunhilde was Siegfried de
geliefde, hij was het geweest nog voor zij hem kende, want hij was de
held, aan wien zij zich verbond, toen Wodan haar in slaap stak,--hij
was het ook geworden door zijn eigen daad, toen hij haar wekte, en
haar dien noodlottigen ring aan den vinger gaf. Zij kon dus zeggen,
dat hij haar geliefde was, en Goenther bedroog.
De eer eischte wraak, en toen haar list gelukt was en Siegfried was
gedood, onthulde zij haar geheim--en stierf.
Siegfrieds en Brunhildes ondergang was een gevolg van Siegfrieds zonde,
toen hij de Walkure wekte, maar zich anders voordeed, als hij was:
hij kwam in Goenther's gestalte. En het was de daad van de vrouw,
van Brunhilde, die den grondslag legde voor de overwinning van de
liefde over den dood als zondegevolg: zij stuurde Siegfried in den
dood, en volgde hem toen vrijwillig om altijd samen te zijn. Dat was
de zegepraal van de liefde over het noodlot, dat zijn werk begonnen
was op het oogenblik, dat Siegfried en Brunhilde elkander leerden
kennen, elkander den ring aan den vinger gaven, en dat hun joeg
door lijdensdagen, d. i. verlangensdagen, naar dien grooten, nooit
eindigenden Dag van onafscheidelijke vereeniging.
Maar op de aarde lijden nog mannen en vrouwen: daar raast het noodlot
nog voort. De vloek van het goud, die allen doodde welke het ooit
hebben aangeraakt,--ook den held die het zonder vrees bemachtigde,
ook Brunhilde, die er een ring van aan den vinger droeg--rust als een
zwaar drukkende erfenis op het geslacht van de Nevelingen, komt met
_Goedroen_ op h
|