an het andere middel, het geweld der wapenen niet wilde, om zoo te zeggen
moedwillig Belgie verloren. Door zijne voortdurende weifelingen, -- den
eenen dag concessien verleenende, en den anderen dag het kanon latende
bulderen -- , heeft de Koning de grootste schuld aan de verdeeling van het
Rijk der Nederlanden. In plaats van te handelen, aarzelt hij en vaardigt
tot de Belgen een Proclamatie uit, waarin hij het voorstel tot scheiding
aan de uitspraak der Staten-Generaal onderwierp en verder de goede burgers
aanmaande hunne zaak van die der oproermakers af te zonderen (5en
September); de gouverneur durfde eerst het stuk niet laten aanplakken, en
de raad der notabelen zond eene afvaardiging bij prins Frederik om het te
te doen intrekken; anders vreesde men een nieuwen oploop en het hijschen
der Fransche vlag. De prins stemde er in toe in dien zin naar Den Haag te
seinen. Maar de Antwerpsche bladen drukten alras den tekst der proclamatie,
zoodat verdere geheimhouding nutteloos werd; dadelijk verbrandden de
burgerwachten dit stuk op de Groote Markt te Brussel.
In de hoofdstad had men 't volk in den waan gebracht dat de prins van
Oranje zijn terugkeer voor den 6en had beloofd, en daar hij niet verscheen,
zijn woord verbroken had. Daarop werd wapenvoorraad verzameld, en nieuwe
barricaden werden opgericht; Van der Smissen en Van der Meeren, geholpen
door den Spaanschen kolonel Juan van Halen en den oud-geneesheer Ernest
Gregoire, drilden de vrijwilligers en richtten de korpsen in. Na eene
kleine botsing tusschen de Luikenaars, die in Leuven lagen, en de
koninklijke voorposten werden Jozef d'Hoogvorst en Gendebien bij prins
Frederik gezonden, die beloofde zijn troepen weldra uit Kortenberg terug te
trekken en het kamp te Vilvoorde op te breken; den volgenden dag ontving
hij nog eene afvaardiging van Belgische volksvertegenwoordigers om hem te
bidden toch geen geweldigen aanval op Brussel te doen, waarin hij
toestemde; en den 8en vestigde de prins zijn hoofdkwartier te Antwerpen.
Middelerwijl was er te Brussel, tusschen de notabelenvergadering met den
revolutionnairen staf der burgerwacht en de voorzichtige leden der
Staten-Generaal, een geschil ontstaan. Gendebien, Van de Weyer, J.
d'Hoogvorst en Felix de Merode wilden dat De Secus, De Gerlache en de
anderen een _Voorloopig Bewind_ zouden aanstellen. Maar de
volksvertegenwoordigers, die zich aan de wettelijkheid hielden, waren,
ondanks hunne verbintenis na 't vertrek van den P
|