dringen; daarom slopen zij in de voornaamste hotels
der Wetstraat en der Koningstraat en beschoten van daaruit, onzichtbaar en
verschanst, de dappere maar blootgestelde Hollandsche troepen. Alsdan liet
de prins houwitserbommen op de stad werpen.
Tot hiertoe had de verschrikte burgerij lijdzaam de beweging gadegeslagen;
de beschieting der stad wekte haar uit die onverschilligheid op. Om haar
bepaald tot de Omwenteling over te halen, liet de Bestuurlijke Commissie,
te middernacht, eene proclamatie in de straten aflezen, waardoor zij, op
leugenachtige wijze, de burgers tegen eene tweedaagsche plundering der stad
door de Hollandsche soldaten waarschuwde! Het uitwerksel was verbazend: de
bedrogen burgerij sloot zich bij de barricademannen aan.
De vluchtelingen van Valencijn waren intusschen met 300 vrijwilligers in
Brussel aangekomen; dit versterkte den moed der patriotten in de hoogste
mate. Op bevel van Rogier durfde zelfs Van Halen eenen vermetelen aanval op
de Warande wagen, die natuurlijk mislukte; zijn stafoverste Pletinckx
aarzelde niet om aan de Hollandsche voorposten een antwoord der
Bestuurlijke Commissie te overhandigen, waardoor alle onderhandelingen
verworpen waren, maar hij werd aangehouden en op Antwerpen gericht. Doch
Van Halen's koene daad en de nieuwe proclamatie der Commissie, die aan de
gesneuvelden een nationaal grafmonument op het St Michiels-, nu
Martelaarsplein, beloofde, versterkte nog den moed der patriotten. Na een
strijd van drie dagen, hadden de Hollandsche troepen, verre van eenigen
vooruitgang te maken, zelfs terrein verloren; en terwijl zij zich aan
ontmoediging overgaven, klom de onversaagdheid der vermetele patriotten in
dezelfde mate. En weer bleven 's nachts de barricaden verlaten; prins
Frederik en zijne generaals, aarzelend en radeloos, handelden echter minder
dan ooit; 's anderendaags zou het overigens reeds te laat wezen.
Want, op Zondag 26en September vernam de Brusselsche bevolking dat de
Bestendige Commissie door een _Voorloopig Bewind_ vervangen was,
samengesteld uit D'Hoogvorst, Rogier en Jolly, die zich nu het
driemanschap, graaf Felix de Merode, Gendebien en Sylvain Tan de Wever
toevoegden; hunne eerste daad was een oproep tot de Belgische soldaten _die
zij van hunnen eed ontsloegen_. Reeds was de trouw der Belgen, die onder de
wapens waren, aan 't wankelen gebracht door den indruk der behaalde
voordeelen hunner strijdende landgenooten; talrijke soldaten werden
afvallig en n
|