der Parlementsleden vervangen door een
cijnsstelsel waarbij 't getal kiezers voor gansch Belgie op vier en veertig
duizend gebracht werd.
Titel I van de Grondwet werd aangenomen in een redactie van den volgenden
inhoud: De uitvoerende macht behoort aan eenen erfelijken en onschendbaren
Koning, en aan zijne verantwoordelijke, door hem benoemde en afzetbare
ministers; die Koning mag de Kamers ontbinden, op voorwaarde, in de veertig
dagen nieuwe verkiezingen te bevelen. De wetgevende macht werd aan den
Koning en aan _twee_ eigenmachtige vergaderingen gezamenlijk toegekend
(12en December), een Kamer van volksvertegenwoordigers, rechtstreeks voor
vier jaren gekozen door de burgers die een minimum-belasting van 20 gulden
betaalden, en een Senaat, die slechts half zooveel leden als de Kamer zou
tellen, door dezelfde kiezers voor den tijd van acht jaar gekozen onder de
burgers van ten minste veertig jaar oud en twee duizend gulden
rechtstreeksche belastingen betalende (17en December). De rechterlijke
macht werd toevertrouwd aan onafzetbare voor het leven benoemde rechters,
en voor lijfstraffelijke en politieke zaken aan de jury.
Titel II, handelende over de "Belgen en hunne rechten", bevatte talrijke
zeer vrijzinnige bepalingen, zooals de vrijheid van de eerediensten, de
vrijheid van vereeniging en petitionnement, de vrijheid van de drukpers;
art. 17 verleende de door de katholieken geeischte vrijheid van onderwijs;
door art. 117 werd de scheiding van Staat en Kerk op eigenaardige wijze
bepaald, in dezer voege dat de bezoldiging van de geestelijken aan den
Staat opgelegd werd, alhoewel aan dezen, door art. 16, alle inmenging in
benoeming en aanstelling der geestelijken en in hunne onderlinge
betrekkingen ontzegd was; de scheiding der beide machten bevrijdde dus de
Kerk van hare lasten en liet haar hare voorrechten. De vrijheid der
eerediensten hadden de clericalen, ondanks de pauselijke voorschriften,
toch in de Grondwet nedergeschreven, omdat Belgie bijna uitsluitend
roomsch-katholiek was en het petitionnement bewezen had dat de priesters
volkomen over de bevolking beschikten. Uit vrees voor dwingelandij, uit
achterdocht voor verdrukking, werd de meest uitgebreide decentralisatie
ingevoerd, krachtens het heerlijk beginsel dat alle macht uit het volk
komt.
Niettegenstaande zekere gebreken is de Belgische Grondwet, door het Congres
langzaam voorbereid, een monument van wijsheid, dat aan talrijke andere
grondwetten tot voorb
|