hankelijk
van alle tusschenkomst van den Staat en toch door hem bezoldigd,
bemachtigde de geestelijkheid alras het lager onderwijs door de stichting
van vrije scholen, en oefende een feitelijk gezag zelfs op de Staatsscholen
uit; het platteland werd door de priesters volkomen beheerscht, en men
weet, door talrijke tot het Congres gerichte protestaties, dat zij de
verkiezingen voor de gemeenteraden in persoon bestuurden. De clericale
partij vond dus in de gevolgen van de Omwenteling voordeelen die zij nooit
te voren had mogen droomen: ook behooren de eersten die de Revolutie in
hunne schriften verdedigden, Robiano de Borsbeek (1832), Nothomb (1833) en
De Gerlache (1839) tot de katholieke partij.
Robiano de Borsbeek, de agent der Jezuieten -- die, naar men beweerde, in
November 1829 ineens 80,000 frank van die orde ontvangen had om de
geestelijkheid tegen Koning Willem op te jagen -- na de wijze uiteengezet
te hebben waarop de katholieken, uit de door de Grondwet gewaarborgde
vrijheden, voordeel kunnen trekken, roemt de Constitutie onvoorwaardelijk.
Uit een liberaal standpunt noemt de groote liberale geschiedschrijver en
rechtsgeleerde Prof. F. Laurent de Omwenteling "de groote fopperij van
1830": en ontegensprekelijk zijn de Liberalen in hunne Unie met de
Katholieken gefopt geweest, zooals het reeds bleek door de schoolwet op het
lager onderwijs van 1842.
Nog voor het afkondigen der Grondwet zag men de kloosters, waarvan Jozef
II, de Fransche Revolutie en Willem I ons verlost hadden, alom weer
oprijzen. De geestelijke orden van beider kunne maakten zich de
regeeringloosheid te nutte om in der haast in de Zuidelijke Nederlanden
neer te strijken. Veel liever dan in Frankrijk te blijven, waar de
Jacobijnen van de Clubregeering hun een onverzoenlijken oorlog aandeden,
kwamen de Jezuieten, die zoo krachtig de Revolutie geldelijk ondersteund
hadden, verder de Broeders der Christelijke Leering, de Kapucijnen en
andere monniken, mitsgaders talrijke nonnencongregaties, zich in ons land
vestigen; en sedert het midden van October werden de Vlaamsche gewesten
door een leger paters en nonnen van alle slag om zoo te zeggen overrompeld.
De wijsgeerige handelingen van L. de Potter en zijne vrienden, en de
liberale strekking van de hoogere geestelijkheid waren gelukkiglijk een
tegenwicht: anders zou de Belgische Omwenteling van 1830 eene tweede
verbeterde uitgave der clericale Brabantsche Omwenteling van 1789 zijn
geworden.
Uit e
|