lang had dit eene veete tusschen industrieelen
en werkvolk veroorzaakt, doch nu werd die nog verscherpt door het
stilvallen van getouwen en andere mekanieken wegens de onlusten en de
vredebreuk met Holland. Die werkloozen, ja broodloozen, vierden nu, 't zij
uit eigen beweging, 't zij opgehitst door de patriotische vereenigingen,
hunne woede bot op de bijzonderen, en zoo geschiedden er te Gent, Brussel,
Mechelen, Ieperen, Bergen en Luik, gewelddaden en plunderingen,
straffeloos, onder het lijdzame oog der regenties (28en Maart, zaak
Voortman te Gent). Er bestond tusschen het bestuur en de plunderaars, onder
welke zich talrijke betaalde of geld uitdeelende Franschen bevonden, een
soort van geheime overeenkomst. Voor de oppositie of de verdachten was er
geene bescherming; men hoorde zelfs minister Lebeau beweren, dat de
plundering der Orangisten, hoe betreurenswaardig ook, een schrikkelijke
noodzakelijkheid was om de vijanden van de openbare orde te beteugelen. Het
redactiekantoor van de Orangistische bladen werd dan ook geplunderd, en
B^on de Lamberts, gouverneur van Oost-Vlaanderen, aarzelde niet om een
anarchistisch manifest te onderteekenen, door Lebeau zelf als monsterachtig
bestempeld, waardoor hij den _Messager de Gand_ buiten de wet stelde.
Aan den anderen kant zien wij de Fransche annexatiepartij, die steeds in
aanraking was met den woelgeest L. de Potter, republikeinsche opstooten
trachten te verwekken, onder andere de muitzieke Mellinet met zijne
vrijwilligers te Namen, doch zonder de medewerking der ontmoedigde
burgerij.
Het zij hier terloops opgemerkt dat, evenals zijn wapenmakker der
Septemberdagen, don Juan van Halen, die, in October 1830 aangehouden, reeds
de volgende maand in beschikbaarheid gesteld was, Mellinet in Augustus op
wachtgeld geplaatst werd; Ernest Gregoire zat opgesloten en Parent, De
Culhat en De Pontecoulant waren haast vergeten. De _Association Nationale_,
die met bombast den oorlog en de verovering van Zeeuwsch-Vlaanderen en van
Luksemburg eischte, stuitte, in hare revolutionnaire woede, op de algemeene
zucht naar vrede en naar herstelling van orde, handel en nijverheid.
Vreezende nochtans, dat die tweede regeering de overhand zou nemen, gezien
de zwakheid van Surlet's bestuur, en onzeker over den uitslag der
verkiezingen, die wellicht de Orangisten in meerderheid naar de Kamers
konden zenden, weigerden de Congresleden hun ontslag te nemen, en besloten
zich in Mei opnieuw te vereenigen;
|