rgers de slachtoffers zouden wezen. De
groote feil van onzen tegenwoordigen toestand is dat wij geen opperhoofd
hebben."
Die _geheime agenten_, welke Levae bedoelt, waren de Fransche Clubmannen,
die sedert 't begin van het oproer de Brusselsche werkloozen met
drinkpartijen op de Hoogstraat en elders vergastten, en nu het gepeupel,
dat voor 't Stadhuis aanhoudend samenschoolde, wapenden en ophitsten.
Levae's sombere voorspelling werd dadelijk bewaarheid. De vreedzame
proclamatie der _Veiligheidscommissie_ werd afgerukt; het gepeupel liep
samen op de Groote Markt onder den kreet "Wapens! Wapens!", en ondanks
Rogier, ontwapenden zij de burgerwacht gedurende den nacht; 's anderendaags
bestormden 1500 gewapende muiters het Stadhuis en stelden een einde aan de
overheid der Commissie. De verschrikte burgerij, bang voor plundering, zond
dadelijk twee vertoogschriften naar prins Frederik te Antwerpen om zijne
terugkomst te vragen. Brussel was aan de regeeringloosheid overgegeven
(20en September).
Zonder dien triomf der aanvoerders van de jacobijnsche Club van het
Middelverbond, ware de omwenteling spoedig gedempt geweest: evenals het
overgroote deel der Brusselsche burgerij, bleven de vertegenwoordigers der
Zuidelijke Provincien in de Staten inderdaad de wettelijkheid getrouw. 't
Was juist den volgenden dag dat het Adres op de koninklijke troonrede,
gansch in den Belgischen zin opgesteld, door de leden der Tweede Kamer werd
aangenomen met 86 stemmen tegen 19 (Hollanders). Bevreesd bij 't vernemen
der gebeurtenissen te Brussel, hadden de Belgische afgevaardigden, zelfs
degenen die altijd tot de hevigste oppositie hadden behoord, herhaalde
malen (17en tot 20en September) bij den Koning aangedrongen, opdat hij
zonder dralen zijn toevlucht tot het geweld zou genomen hebben; zij vroegen
dit, niet alleen omdat het noodzakelijk was tot bescherming hunner
eigendommen, maar omdat zij niet meer vrij waren met de noodige
onafhankelijkheid te stemmen.
Alzoo vond de Koning zich na lange aarzeling gedwongen om aan zijn lijdzame
houding een einde te maken; de tocht tegen het regeeringlooze Brussel werd
besloten, doch Willem beging de ongelooflijke fout zijn eigen zoon, prins
Frederik, met het opperbevel te belasten. In den nacht van 20en tot 21en
September ontving hij het bevel Brussel binnen te trekken, en na zich
overtuigd te hebben van de gunstige stemming der burgerij, vaardigde hij
eene proclamatie uit waarin hij volledige kwijtsch
|