eeld gediend heeft, en waaraan de Hollandsche
wetgevers, bij de herziening van hunne Grondwet in 1848, zich
klaarblijkelijk gespiegeld hebben.
Ook werd het charter onzer vrijheden den 7en Februari 1831 met eenparige
stemmen aangenomen, te midden van de moeielijkheden over de koningskeus,
die wij in enkele trekken willen schetsen.
Sedert den 2en Januari had Gendebien opnieuw bij Louis-Philippe en bij zijn
minister Sebastiani vruchteloos aangedrongen, opdat de Koning zijn zoon
Louis de Nemours aan de Belgen tot Vorst zou schenken. Firmin Rogier liep
dezelfde blauwe scheen, drie dagen nadien, alhoewel hij bevestigde dat, in
den schoot van het Congres, eene sterke partij zich voor de vereeniging met
Frankrijk verklaarde; Sebastiani had bovendien de verheffing van een
Belgischen burger tot Koning afgeraden, en wilde nu ook van den in Belgie
impopulairen Leopold van Saksen-Coburg niet meer weten. Enkele dagen
later, bij de vraag of de keus van den zeer begaafden zoon van Eugene de
Beauharnais, den hertog August van Leuchtenberg, Frankrijk zou behagen,
antwoordde de minister aan Firmin Rogier dat "van al de schikkingen, degene
aangaande den hertog van Leuchtenberg wellicht de onaangenaamste en de
noodlottigste was; dat het gouvernement nooit zijne toestemming zou geven
in de verkiezing van den hertog tot vorst der Belgen, omdat het door een
Leuchtenberg bestuurde Belgie het middelpunt zou worden, waar al de
hartstochten der Bonapartisten aan het gisten zouden geraken." En hij deed
in dien zin door zijn gezant Bresson de schandelijkste drukking op het
Congres uitoefenen (11en-21en Januari).
Met fierheid besloot daarop het Congres de voogdij van Europa af te
schudden: na een lang debat nopens het punt, of men het oordeel der
Conferentie van Londen -- zoo was men reeds in hare inmenging in 's lands
zaken gewoon; -- zou inroepen, werd deze vernederende consultatie met 89
stemmen tegen 62 verworpen; men verwierp zelfs de raadgevingen van het
Engelsch kabinet, dat men wist meer en meer tot de kandidatuur van Oranje
over te hellen; doch door eene wonderlijke tegenspraak, die den
geestestoestand van het Congres kenmerkt, besliste de vergadering, met 80
stemmen tegen 75, dat men Louis-Philippe nopens den kandidaat tot het
koningschap zou raadplegen (19en Januari). Niettegenstaande de aanvallen
van de annexatiepartij in de Fransche Kamer, luidde twee dagen later het
antwoord der Fransche regeering onveranderlijk "dat ze niet zou toe
|