oit een einde aan komen. Toch komt dat
einde met onverbiddelijke noodzakelijkheid. Daar treden mededingers
op; de macht, die gewoon was de wereld te dwingen, ziet--zij het
ook nog in nevelige omtrekken--een sterkere in aantocht, die haar
den buit kan ontrooven; een duister voorgevoel van de naderende,
geweldige crisis doorhuivert de trotsche gestalte; het schemerend
besef doemt op, hoe dit schitterende gouden beeld dat de oogen der
wereld verblindde, op leemen voeten rust; hoe onzeker, hoe kunstmatig,
hoe gevaarlijk deze schijnbaar zoo vaste, zoo onwrikbare positie is;
hoe geheel die voorspoed, die onmetelijke rijkdom afhankelijk is
van omstandigheden, die men niet op den duur beheerschen kan, en in
een enkelen beslissenden schok reddeloos verloren kan gaan. Is het
wonder, dat dit besef, dit voorgevoel de kracht van den arm verlamt,
soms het hoofd doet duizelen en tot daden drijft, waarvan zij die
buiten staan vaak vergeefs de verklaring zoeken?
Doch wij mogen ons door deze beschouwingen niet laten
medevoeren. Slechts dit wilden wij in het licht stellen, dat de
zoo opgewekte belangstelling in de ver verwijderde streken van het
uiterste Oosten, het streven naar machtsuitbreiding in die streken,
naar koloniaal bezit, een dieperen grond heeft, een politieken
zoowel als een socialen of economischen; en dat daarom al hetgeen
in die richting geschiedt in volle mate onze opmerkzaamheid en
belangstelling verdient. En niet minder is het de moeite waard, onze
kennis te vermeerderen van die landen, die tot dusverre als in de
schemering van het onbekende waren verborgen, en die wel nooit, naar
het scheen, geroepen zouden kunnen worden, op het wereldtooneel eene
rol te spelen. Dat is veranderd: niemand kan zeggen, of niet wellicht
morgen eene of andere vergeten plek, een of ander eiland, in den
grenzenloozen oceaan verloren, eene wereldhistorische beteekenis kan
erlangen; of niet van daar de vonk zal uitgaan, die een verwoestenden
wereldbrand ontsteken kan.
Daarom meenden wij, bij de opening van een nieuwen jaargang van
ons tijdschrift, de aandacht van onze lezers te mogen vragen voor
het verhaal van een reistocht naar eene dier eilandengroepen in den
Indischen-oceaan, op de grenzen tusschen Azie en Polynesie, die reeds
door haar ligging geroepen schijnen, over korter of langer tijd eene
gewichtige rol te spelen of althans den terugslag te ondergaan van
groote gebeurtenissen. Het geldt de groep der Philippijnsche eilanden,
een
|