van de weinige brokstukken, die Spanje uit de schipbreuk zijner
koloniale macht heeft gered en tot hiertoe behouden heeft. Onze gids
op dezen tocht zal de heer doctor J. Montano zijn, een fransch
geleerde, aan wien, naar een in Frankrijk heerschend en zeer
prijzenswaardig gebruik, in 1879, door het ministerie van onderwijs
eene wetenschappelijke zending naar de Philippijnen werd opgedragen. Na
deze misschien reeds te lange inleiding geven wij hem zelven het woord.
I
Malakka.
Den 20_sten_ Mei 1879 nam ik met mijn vriend en collega, doctor
Paul Rey, plaats aan boord van het transportschip _l'Annamite_, om
mij te kwijten van de zending, mij door den minister van onderwijs
opgedragen. Den 19_den_ Juni kwamen wij te Singapore; de boot naar
Manilla vertrekt nog niet; van den overblijvenden tijd zullen wij
dus gebruik maken om een bezoek te brengen aan de inlandsche stammen,
die door de Maleiers naar de binnenlanden van het schiereiland zijn
teruggedrongen.
Verscheidene booten varen geregeld tusschen Penang en Singapore;
maar onze tijd is beperkt; en hoewel eenigermate tegen onzen zin,
nemen wij plaatsen op de eerste stoomboot, die naar Malakka vertrekt:
de _Ben More_, eene chineesche boot, of ten minste aan eene chineesche
maatschappij behoorende. De eerste machinist alleen is een Engelschman;
al de verdere officieren zijn uit den Indischen-archipel geboortig. Een
agent van de maatschappij, een echte Chinees met een bril en eene
lange staart, ontvangt de reisgelden en schijnt aan boord met het
hoogste gezag besteed. Hij wandelt op de landingsbrug heen en weer,
met het air van een admiraal, maar bemoeit zich niet met de manoeuvres
van het schip.
In den namiddag van den 27_sten_ Juni varen wij af; het dek is opgevuld
met arme, en de kajuit met rijke Chineezen, die vrij goed engelsch
en maleisch spreken. De tafel is overvloedig, naar anglo-maleischen
smaak: de Chineezen, hunne reputatie van groote matigheid vergetende,
laten zich de voedzame spijzen uitmuntend smaken. Wij zouden ons
met thee hebben moeten vergenoegen, indien niet onze buurman aan
tafel, met ons de eenige europeesche passagier, ons bereidwillig
had medegedeeld van zijn voorraad rooden wijn. Een wonderlijk
man was die vriendelijke tafelgenoot: hij was een napolitaansch
horlogemaker, die over Penang naar Italie terugkeerde, na gedurende
tien jaren rondgezworven te hebben door China, de Philippijnen, den
Maleischen-archipel en Australie. Hij is zeer
|