zullen vandaag
vragen: Hebt gij ook iets van Mira gehoord? en op het antwoord: Zij is
welvarend, zullen zij zeggen: God is goed! God zij geloofd!
--Mira, Sirius, namen van sterren, is het zoo niet, Sheik? vraagde
Ben-Hur, terwijl hij eerst de vier en toen den vader liefkoosde.
--En waarom niet? antwoordde Ilderim. Hebt gij wel eens een nacht in de
woestijn onder den blooten hemel doorgebracht?
--Neen.
--Dan kunt gij ook niet beseffen hoe wij, Arabieren, van de sterren
afhankelijk zijn. Uit dankbaarheid geven wij hare namen aan onze
lievelingspaarden. Al mijne voorvaderen hadden hunne Mira's, zooals ik
de mijne heb. Deze kinderen doen eveneens aan sterren denken. Die daar
is Rigel, en deze is Antares; ginds is Atair, en die, waar gij juist
naar toe gaat, is Aldebaran, de jongste van de kroost; maar wie ooit het
onderspit mocht delven, niet hij! Tegen den wind in zou hij u dragen,
totdat gij duizelt. Hij zal gaan waar gij dat verlangt, zoon van Arrius,
ja, bij de heerlijkheid van Salomo! indien gij het zoudt durven bestaan,
hij zou u brengen tot in de kaken van den leeuw.
Het tuig werd gebracht. Met eigen hand legde Ben-Hur den paarden het
gebit in den mond. Met eigen hand leidde hij hen buiten de tent, en
ordende de teugels.
--Breng mij Sirius, zeide hij.
Met een sprong zat hij op den rug van het paard. Een Arabier zou hem dat
niet hebben kunnen verbeteren.
--En de teugels!
Men gaf ze hem.
--Goede Sheik, zeide hij, ik ben gereed. Laat een gids voor mij uit
gaan, om mij het veld te wijzen, en zend eenige mannen met water.
Het afrijden geschiedde zonder eenige moeite. De paarden waren niet
schrikachtig. Het scheen alsof een stilzwijgende overeenkomst bestond
tusschen hen en den nieuwen menner, die met de grootste kalmte en
zekerheid optrad.
Hij hield zich geheel aan de gewone orde bij het rijden, behalve dat hij
Sirius bereed, in plaats van in een wagen te staan. Ilderim glimlachte
met voldoening en zeide zacht: Dat is geen Romein, neen, waarlijk niet!
Hij volgde te voet. Al de tentbewoners sloten zich bij hem aan, mannen,
vrouwen, kinderen, allen met de grootste belangstelling vervuld voor de
dingen, die komen zouden.
Het veld bleek ten volle voor de dressuur geschikt te zijn. Ben-Hur liet
het vierspan eerst langzaam en in rechte lijnen rijden, daarna in steeds
wijder wordende cirkels. Vervolgens liet hij hen in draf loopen, daarna
in galop. Eindelijk maakte hij de cirkels kleiner en kleine
|