en om zulk een ambt te vervullen was hij ook niet
minder geschikt dan de anderen.
Stipan Arkadiewitsch werd door allen, die hem kenden, niet alleen om
zijn vroolijk, goedhartig karakter en zijn stipte eerlijkheid bemind,
maar in zijn aangenaam, net uiterlijk, zijn glinsterende oogen,
donkere wenkbrauwen en haar en de frischheid van zijn gelaat lag iets,
dat ieder voor hem innam.
"Aha! Stiwa! Oblonsky! Daar is hij weer!" klonk het vroolijk, als
iemand hem ontmoette. En al vond iemand een gesprek met hem weinig
interessant, toch verheugde men zich bij een ontmoeting met hem
den volgenden of derden dag weer evenzeer. Daar was echter nog een
andere boven allen twijfel verheven hoedanigheid, waarom men Stipan
Arkadiewitsch beminnen moest. Zonder de geringste inspanning deed hij
zijn geheele leven door, wat andere menschen, die goed willen zijn,
met veel moeite trachten te doen en toch nooit kunnen. Hij sprak nooit
kwaad van iemand; hij, die anders veel van een geestigen zet hield,
liet zich nooit door een kwinkslag tot spot vervoeren. Zoodra er
iemand door gekrenkt of beleedigd kon worden, was een scherts voor
hem geen scherts meer.
Nadat hij intusschen drie jaar lang de betrekking van voorzitter
van een Moskouer gerechtshof had waargenomen, won hij niet alleen
de genegenheid, maar ook de achting van zijn collega's, zijn
ondergeschikten en superieuren, kortom van allen, die met hem in
betrekking stonden. De algemeene achting, die hem in zijn werkkring
ten deel viel, berustte eendeels op de buitengewone toegevendheid
jegens anderen--en deze was voornamelijk in het bewustzijn zijner
eigen tekortkomingen gegrond; ten andere in zijne vrijzinnigheid. Niet
die vrijzinnigheid, die hij uit de nieuwsbladen putte, maar een hem
aangeborene, die hem met alle menschen, zonder aanzien van stand en
vermogen, op dezelfde wijze deed omgaan; en eindelijk in de volslagen
onpartijdigheid, waarmede hij de zaken behartigde, waardoor hij
zich nooit door andere invloeden liet meesleepen en dus ook geen
fouten maakte.
Toen Stipan Arkadiewitsch het gerechtshof binnenkwam, ging hij,
eerbiedig door een portier met portefeuille gevolgd, in zijn kabinetje,
deed zijn uniform aan en betrad de gerechtszaal.
De schrijvers en ondergeschikten stonden allen vroolijk en eerbiedig
groetend van hun plaatsen op. Stipan ging vlug als altijd naar
zijn plaats, drukte zijn collega's de hand en zette zich neder. Hij
sprak en schertste juist zooveel als nood
|