tig en onaangenaam
vond door eigen nadenken te verklaren. De kerkleer ruimde al die vragen
uit den weg en liet hem alzoo ruimte en tijd voor zijn werkzaamheid
op practisch gebied.
"Derhalve," dacht hij, "de vraag naar haar gevoelens en aandoeningen
gaat mij niet aan, maar haar eigen geweten. Wat mijn plicht is, is
duidelijk. Als hoofd des huizes ben ik verplicht en er eenigermate
verantwoordelijk voor, haar den rechten weg te wijzen, haar opmerkzaam
te maken op de gevaren, in zoover ik die als zoodanig erken, haar te
waarschuwen en zelfs de macht, die ik over haar heb, te doen gelden. Ik
moet haar dit uiteen zetten." Hij legde de handen in elkander en drukte
ze zoo sterk, dat de gewrichten der vingers knapten. Deze beweging,
een slechte gewoonte, was een bewijs, dat hij met zich zelf in het
reine was gekomen.
Voor het huis deed zich het geluid hooren van een aankomend
rijtuig. Alexei Alexandrowitsch bleef midden in de zaal staan. Lichte
schreden ijlden de trap op. Hoewel hij met zijn besluit klaar was,
gevoelde hij toch, hoe meer die schreden naderden, bij toeneming,
dat hij de ophanden zijnde verklaring vreesde....
VIII.
Anna trad binnen. Op haar gelaat lag een heldere glans van
blijmoedigheid, maar die herinnerde aan een gloed van een brand
bij nacht. Toen zij haar echtgenoot zag, hief zij het hoofd op en
glimlachte, alsof zij juist uit een droom ontwaakte.
"Zijt ge nog niet te bed? Dat is wel een wonder!" sprak zij, terwijl
zij haar baschlik afnam en zich naar haar kleedkamer begaf.
"Het is tijd, Alexei Alexandrowitsch," zeide zij, terwijl zij reeds
achter de deur verdween.
"Anna, ik moet nog met u spreken."
"Met mij?" vroeg zij, weer terugkomend en hem verwonderd aanziende:
"Wat is er dan? Waarover?" Zij ging zitten: "Nu goed, als het noodig
is, zullen we nog eens praten; maar het was beter dat wij naar bed
gingen."
Haar woorden klonken zoo eenvoudig en onbevangen en hoe natuurlijk
was het, dat zij wilde slapen. Zij verwonderde zich zelf over haar
kunst van veinzen. Zij gevoelde zich met een ondoordringbaar pantser
van leugen omgeven en het was haar, alsof een onbekende macht haar
helpend ter zijde stond.
"Anna, ik moet u waarschuwen," sprak hij.
"Waarom? Waarvoor?" vroeg zij en zag er zoo oprecht en onbevangen uit,
dat al wie haar niet zoo nauwkeurig kende als haar man, in haar toon en
den zin der woorden niets onnatuurlijks zou gevonden hebben. Hem echter
deden ze gevoelen, dat d
|