FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132  
133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   >>   >|  
rouwen. Is Smit eenmaal ergens beroepen, dan _blijft_ hij er; _hij is gematigd, houdt niet van godsdiensttwist_. HONDERD-VIJF EN DERTIGSTE BRIEF.--Wed. Spilgoed aan H. Edeling; zij houdt den zieken Hendrik op de hoogte; Sara _gevoelt zich_ H. _nu vooral niet meer waardig_, toch verlangt ze naar Hendrik, evenals naar Blankaart, _die al op reis is_ huiswaarts. HONDERD-ZES EN DERTIGSTE BRIEF. DE HEER ABRAHAM BLANKAART AAN MEJUFFROUW DE WEDUWE SPILGOED. _Ge-eerde vrouw!_ Gy zyt immers niet moeilyk, om dat ik uwen laatsten Brief niet beaentwoort heb? Hoor, Mevrouw, ik ben niet al te wel te vreden op u, en knorren op eene vrouw, dat is my onmooglyk; (op een stout meisje bruit er nog zo wat mee heen.) Maar, zie, ik kan ongelyk hebben: nu, wy zullen dat appeltje wel schillen; want ik kom t'huis, en 't zal er onder en overgaan, zo Saartje maar zie zo veel op de kerfstok heeft; en als het op de eene regent, zal het op de andere druppelen; want men heeft my zo wat gezegt, dat my verdort en verdort weinig aanstaat. Jan struksje! als ik evenwel eens bedrogen was? wel, dan wierd ik averegts; en ik mogt u wel, met een strop om myn hals, en een brandende kaars in myn hand, om vergeving bidden; zo als ik hier wel gezien heb, dat de Papen voor de Heilige Maagd deden. Nu, dat zal zich wel redden! Ik zal u onderwyl maar eens verhalen, dat ik met twee goeje, grote, lange Hollandsche Jongens t'huis kom. Ja, ik heb al rare klugten! Daar kom ik, 's daags voor ik uit Parys gaan zal, in een Hollandsen Logement, het eenige, dat er in de hele godgantsche Stad te vinden is; en daar ik meermaal naar toe ga? om eens Hollandsche nap te eeten, en een schoon servet te hebben. Ik zit vredig en wel aan myn tafeltje; met Snap, myn Patryshond, zo aan myn zy, braaf te schransen, toen er een fraai jong Heer inkomt, die er uitzag als een bloeijende roos, en dat neemt my aanstonds ten voordeel van zulke jonge maats in. Hy sprak zeer goed Hollandsen: jy bent geen Fransch fatsoen, dogt ik, maar wie ben je? Nu, ik kon dat zo niet vragen: _hei, hoor eens hier! jy, met die groene rok daar, wie ben je_? Nog geen half kwartier daar aan, of daar komt myn oude kennis, myn beste Willis. Ik stond op, en gaf hem, op zyn vaderlands, de hand. Welkom, myn jongen, zei ik: kom, zit aan, en eet wat met my; en ik vroeg hem duizend vragen te gelyk. "o, Zei de goeje jongen, myn Heer Blankaart, wat heb ik naar u gezogt! men zeide, dat gy vroeg waart uitgegaan,
PREV.   NEXT  
|<   108   109   110   111   112   113   114   115   116   117   118   119   120   121   122   123   124   125   126   127   128   129   130   131   132  
133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154   155   156   157   >>   >|  



Top keywords:

hebben

 

Hollandsen

 

verdort

 

vragen

 

Hendrik

 

jongen

 
Hollandsche
 

HONDERD

 
DERTIGSTE
 
Blankaart

tafeltje

 
godgantsche
 
vredig
 

eenige

 
uitgegaan
 

Logement

 
Patryshond
 

klugten

 
schoon
 

servet


meermaal

 
Jongens
 

vinden

 

voordeel

 

kwartier

 

groene

 

kennis

 

Welkom

 

duizend

 

vaderlands


Willis

 

fatsoen

 

Fransch

 
bloeijende
 
aanstonds
 

uitzag

 

inkomt

 

schransen

 

gezogt

 

BLANKAART


MEJUFFROUW

 

WEDUWE

 
SPILGOED
 

ABRAHAM

 
evenals
 
huiswaarts
 

beaentwoort

 
Mevrouw
 
laatsten
 

immers